ECLI:NL:RBROT:2006:AX8853
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Klaveren
- Rechtspraak.nl
Strafzaak tegen unit-directeur van een PI wegens meineed na mishandeling van een PIW-er
In deze strafzaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte, een unit-directeur van een penitentiaire inrichting (PI), aangeklaagd voor meineed. De zaak is ontstaan na een incident waarbij een gedetineerde tijdens een strafoplegging een PIW-er (Personeel Inrichting Welzijn) heeft geslagen. De PIW-er heeft de gedetineerde teruggeslagen, wat leidde tot een worsteling tussen de gedetineerde en meerdere PIW-ers. De gedetineerde werd strafrechtelijk vervolgd voor de mishandeling van de PIW-er, wat een onderzoek in gang zette naar de gang van zaken na de mishandeling.
De unit-directeur werd als getuige onder ede gehoord door de rechter-commissaris. Na zijn verhoor werd hij aangeklaagd voor meineed, omdat er twijfels waren over de juistheid van zijn verklaringen. De officier van justitie, mr. Kaptein, eiste een bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis. Echter, de rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte valse verklaringen had afgelegd. De rechtbank stelde vast dat de verdachte in zijn verhoor wel over de feiten had verklaard, maar dat hij daarbij telkens aangaf dat hij de gebeurtenissen niet had gezien.
De politierechter, mr. Van Klaveren, concludeerde dat de uitlatingen van de verdachte niet voldoende bewijs boden voor de verdenking van meineed. De rechter benadrukte dat bij verdenking van een delict als meineed, het bewijs boven elke twijfel verheven moet zijn. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak. De uitspraak vond plaats op 14 juni 2006, na het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2006.