ECLI:NL:RBROT:2006:AY3955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/711017-06
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Koning
  • mr. Edgar
  • mr. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarig kind door vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die gedurende een periode van meerdere jaren ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter. De feiten beslaan de periode van haar zesde tot haar twaalfde levensjaar. De verdachte is beschuldigd van het meermalen betasten en likken van de ontblote vagina van zijn dochter. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde deelname aan de Therapiegroep Seksueel Delinquenten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het plegen van ontucht met zijn dochter en heeft de gevangenisstraf opgelegd, waarbij de bijzondere voorwaarden zijn verbonden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook rapportages van een psychiater en psycholoog in overweging genomen, die hebben geconcludeerd dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is en dat begeleiding noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met de verplichting tot reclasseringscontact en deelname aan de therapie. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Parketnummer: 10/711017-06
Datum uitspraak: 12 juli 2006
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond, Huis van Bewaring De Noordsingel te Rotterdam
raadsvrouw mr. S.R. Kwee, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2006.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 en A2, als bijlagen aan dit vonnis gehecht. Deze bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Spoormaker heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Rotterdam, ook indien dit inhoudt dat verdachte de Therapiegroep Seksueel Delinquenten (TSD) volgt bij Het Dok.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks de periode van 15 januari 1999 tot en met 30 november 2005
[op] een of meer plaatsen in Nederland, met zijn minderjarig kind, te weten
[slachtoffer](geboren op [geboortedatum]), meermalen) ontucht
heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) betasten van en wrijven over en
likken van de ontblote vagina van die [slachtoffer];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van een aantal jaren ontuchtige handelingen gepleegd met zijn minderjarig dochtertje in de periode tussen haar 6e en 12e jaar. Hij heeft haar ontblote vagina betast en haar vagina gelikt. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn minderjarige dochter. Verdachte is voorbijgegaan aan de belangen van zijn dochter en heeft zijn eigen seksuele behoeften voorrang gegeven. Hij heeft bij het plegen van het feit zich in het geheel niet bekommerd om het welzijn van zijn dochter en uitsluitend gedacht aan zijn eigen gerief. Verdachte heeft zijn dochter op deze wijze de mogelijkheid ontnomen om met kinderen van haar eigen leeftijd, en op een tijdstip dat zij daar zelf aan toe was, haar seksualiteit te ontdekken. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van de positie die hij als vader had, en heeft een normale en evenwichtige ontwikkeling van een minderjarige tot volwassene ernstig verstoord. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten nog jarenlang de nadelige gevolgen ondervinden van dit soort strafbare feiten. Dit is een rechtstreeks gevolg van de handelingen van verdachte en dit wordt hem ernstig aangerekend.
Op een dergelijk feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Omtrent verdachte is door dr. [psychiater], psychiater, een rapport d.d. 27 maart 2006 uitgebracht. Verdachte wordt daarin beschreven als een man die waarschijnlijk lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van ontwijkende en afhankelijke persoonlijkheidstrekken bij pedofilie van het niet-exclusieve type. Hierdoor is onderzochte minder goed in staat zich te verzetten tegen pedoseksuele impulsen die hij waarschijnlijk grotendeels afweert uit zijn bewuste beleving. Door deze beperking van zijn gedragskeuzen ten gevolge van genoemde gebrekkige ontwikkeling kan verdachte naar het oordeel van de rapporteur licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht voor het ten laste gelegde. De kans op herhaling van het plegen van soortgelijke strafbare feiten is door genoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens enigszins verhoogd. De kans op herhaling kan naar het oordeel van de rapporteur het best worden verlaagd door het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf met een proeftijd met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en het ondergaan van een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische (poli)kliniek.
Omtrent verdachte is tevens door drs. [psycholoog], psycholoog, een rapport d.d. 24 april 2006 uitgebracht. Daarin staat beschreven dat in het geval van verdachte kan worden gesproken van enige mate van gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een minder gestructureerde persoonlijkheid met onder meer afhankelijke kenmerken. Verder zijn er gevolgen van een hoogstwaarschijnlijk affectief arme opvoeding en is er mogelijk sprake van niet exclusieve pedofiele kenmerken. Verdachte weet dat het ten laste gelegde strafbaar is, maar door zijn zwakke persoonlijkheidsstructuur is hij minder goed in staat om (binnen de intimiteit van het gezin) zijn pedoseksuele impulsen te beheersen. Om die reden zou rapporteur verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar willen aanmerken. De kans op recidive is moeilijk in te schatten. De behoefte aan pedoseksueel contact zal hoogstwaarschijnlijk niet verdwenen zijn met zijn aanhouding. De drempel om aan deze behoefte toe te geven is mogelijk wel opgehoogd. Rapporteur adviseert om verdachte een (groepsgewijze) dadertherapie te laten volgen, bij bijvoorbeeld Het Dok. De voorgestelde therapie kan plaats vinden binnen het kader van een verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over en maakt deze tot de hare.
Omtrent verdachte is op 14 juni 2006 een voorlichtingsrapport opgemaakt door de Stichting Reclassering Nederland. Daarin wordt geconcludeerd dat, gezien de gedragingen van verdachte in het verleden (verdachte heeft zich in zijn jeugd grensoverschrijdend gedragen ten aanzien van zijn jongere zusters) en de herhaling in het heden (met ditmaal zijn dochter, het huidige slachtoffer) de kans op recidive aanwezig is. Uit onderzoek blijkt een gemiddeld recidiverisico. Uitgaande van deze conclusie zijn rapporteurs van mening dat begeleiding noodzakelijk is en wel in de volgende vorm:
- begeleiding door de reclassering waarbij binnen dit contact het aanvangen en voltooien van de Therapiegroep Seksueel Delinquenten (TSD) het voornaamste punt van aandacht zal zijn.
- externe hulpverlening in de vorm van de Therapiegroep Seksueel Delinquenten (TSD) bij Het Dok
De rapporteurs adviseren dan ook, indien verdachte schuldig wordt bevonden aan het ten laste gelegde delict, hem een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact voor de duur van drie jaar (de duur van genoemde therapie) en deelname aan behandeling bij polikliniek Het Dok of een soortgelijke instelling. Verdachte heeft ter zitting aangegeven graag behandeld te willen worden.
Gelet op de aanbevelingen van genoemde rapporteurs, maar ook om te bevorderen dat verdachte zich in de toekomst van het plegen van strafbare feiten zal onthouden, zal de rechtbank een deel van de op te leggen vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen. Zij zal daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden, dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de reclassering, die mede gericht moeten zijn op de behandeling zoals deze door de deskundigen is geadviseerd.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 7 februari 2006 niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 14d, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden dat veroordeelde deelneemt aan de Therapiegroep Seksueel Delinquenten bij de polikliniek Het Dok te Rotterdam of een soortgelijke instelling;
- verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Koning, voorzitter,
en mrs. Edgar en Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van Koolmees, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2006.