ECLI:NL:RBROT:2006:AY6113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
265786/KG ZA 06-628
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staking van bouwwerkzaamheden door belangenvereniging van parkeerplaatseigenaren

In deze zaak vordert de Vereniging Belangenvereniging Parkeerplaatseigenaren Weenahof, gevestigd te Rotterdam, dat de Gemeente Rotterdam met onmiddellijke ingang alle bouwwerkzaamheden rond de Weenahal staakt. De eiseres stelt dat de werkzaamheden schade kunnen toebrengen aan de parkeerplaatsen van haar leden. De Gemeente is bezig met het Project Randstadrail, waarbij ondergrondse infrastructuur wordt aangelegd, en heeft hiervoor werkzaamheden gestart die mogelijk schade aan de parkeerplaatsen kunnen veroorzaken. De eiseres is echter pas opgericht na de dagvaarding, waardoor zij niet procesbevoegd is en geen zelfstandig belang heeft bij de vordering. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Belangenvereniging niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij niet bestond ten tijde van de dagvaarding en dus niet kan optreden als rechtsgeldig vertegenwoordiger van de betrokken eigenaren. De Gemeente heeft bovendien voldoende overleg gevoerd met de betrokken partijen en mocht er vanuit gaan dat er overeenstemming was bereikt over de werkzaamheden. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de Belangenvereniging af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 265786/KG ZA 06-628
Uitspraak: 11 augustus 2006
VONNIS in kort geding in de zaak van:
De Vereniging BELANGENVERENIGING PARKEERPLAATSEIGENAAREN WEENAHOF,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. H. Carels,
advocaat mr. G.F. van den Ende,
- tegen -
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. J.A. van Zuuren,
advocaat mr. B.Th. van Schouwenburg.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “de Belangenvereniging” en gedaagde als “de Gemeente”.
1. Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding 26 juli 2006;
- pleitnotities en producties van mr. Van den Ende;
- pleitnotities en producties van mr. Van Schouwenburg.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht
ter zitting van 3 augustus 2006.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in
dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1
De Gemeente is thans doende het ‘Project Randstadrail’ (PRR), bestaande uit de aanleg van een ondergrondse infrastructuur in en rond het Centraal Station Rotterdam, te realiseren. Deel van dit project is een ondergronds spoortunneltracé voor de metro, dat langs de Weenahal/IJshal is geprojecteerd.
Voor de uitvoering van de onder- en bovengrondse werkzaamheden is het noodzakelijk gebleken de ondergrondse verankering van de damwand van de Weenahal door groutankers (stalen draden met een dikte van enkele centimeters die in de grond zijn verankerd) ter plaatse te verwijderen.
Deze werkzaamheden brengen mogelijk schade toe aan de parkeerplaatsen van enkele bewoners van de Weenahof.
2.2
In verband met de mogelijke risico’s op schade heeft de Gemeente, onder andere blijkens het besprekingsverslag van 12 april 2006, overleg gevoerd met de VvE IJshal, vertegenwoordigd door de belanghebbenden:
- de heer [belanghebbende], eigenaar van een appartement in de Weenahof, (hierna: [belanghebbende]);
- de heer [belanghebbende], voorzitter van de VvE Weenahof, 192 parkeerplaatsen (hierna: [belanghebbende]);
- de heer [belanghebbende], namens Kolpa Makelaars;
- de heer [belanghebbende], directeur van het Groothandelsgebouw, tevens eigenaar van P-garage Weenahal, 219 parkeerplaatsen;
- en de heer [belanghebbende], namens het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam, eigenaar Weenahal.
In het besprekingsverslag is, onder andere, opgenomen dat er geen definitieve werkzaamheden aan de groutankers zullen worden uitgevoerd, alvorens partijen overeenstemming hebben bereikt.
Verder zal een second opinion worden opgemaakt door een door de belanghebbenden aan te wijzen extern deskundige.
2.3
Expertisebureau Tauw B.V is aangewezen als de extern deskundige en heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de situatie ter plaatse.
Na diverse onderzoeken en overleg met de Gemeente luidt de conclusie van Tauw B.V. in haar brief van 4 juli 2006 aan [belanghebbende]:
“Naar ons oordeel kan er, na afhandeling van bovenstaande “openstaande acties PRR”, worden begonnen met het heien van de stalen HE-600B profielen en de korte damwand bestaande uit Larssen II S damplanken (tevens ook de kopwanden bestaande uit een AZ36 damwand). Vervolgens kan er worden ontgraven tot NAP -1,0 meter, waarna de nieuwe groutankers kunnen worden geboord.
Op basis van de huidige beschikbare gegevens en de toelichtingen van PRR is dit voorgaande naar mijn idee technisch verantwoord.
Voor de bouwfases die daarna volgen (plaatsing gordingen en stempels, afspannen groutankers en ontgraven tot NAP -5,3 meter) kan op dit moment nog geen akkoord worden gegeven. Dit eenvoudigweg omdat het ontwerp en de berekeningen van het stempelraam (uitvoeringsfase) nog niet klaar en ook niet beoordeeld zijn door Tauw.
Hetzelfde geldt voor de trekstangen (eindsituatie). Omdat alle gegevens hieromtrent ontbreken, kan op dit moment geen akkoord worden gegeven.”
2.4
De Gemeente heeft vervolgens met de drie participanten van de VvE IJshal, zijnde het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam, HBO Nederland en VvE Weenahof, gesproken over een regeling in het geval schade aan de eigendommen van de VvE IJshal of haar leden zou ontstaan.
Daartoe zijn verschillende concepten “Overeenkomst IJshal” opgemaakt. Het laatste concept is gedateerd 20 juni 2006.
Het Onwikkelingsbedrijf Rotterdam en het Groothandelsgebouw zijn in beginsel akkoord gegaan met het concept van de schadeovereenkomst.
2.5
Eind juni 2006 heeft de Gemeente een aanvang gemaakt met de werkzaamheden.
3. Het geschil
3.1
De Belangenvereniging vordert de Gemeente, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te gebieden en te bevelen met onmiddellijke ingang alle bouwwerkzaamheden rond de Weenahal, te staken en gestaakt te houden tot het moment waarop de Belangenvereniging toestemming tot hervatting van deze werkzaamheden geeft, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van dit geding.
3.2
De Belangenvereniging legt aan de vordering ten grondslag dat de Gemeente onrechtmatig handelt jegens de Belangenvereniging, nu zij met de werkzaamheden is aangevangen terwijl uitdrukkelijke toestemming van de gezamenlijke eigenaren ontbreekt en evenmin een adequate schaderegeling is getroffen.
3.3.
De Gemeente voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling
4.1
De Belangenvereniging is een vereniging, opgericht op 27 juli 2006, die de belangen behartigt van de bewoners/eigenaren van de appartementen die deel uitmaken van het complex Weenahof, welke bewoners/eigenaren tevens eigenaar zijn van de parkeerplaatsen, die zich bevinden in de achter het complex gelegen Weenahal/IJshal.
De Gemeente voert primair ten verwere dat de Belangenvereniging op grond van artikel 2:27 jo 2:29 en 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet ontvankelijk is in haar vordering, nu zij pas ná het uitbrengen van de dagvaarding is opgericht.
Dit verweer van de Gemeente slaagt.
Immers, ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bestond de Belangenvereniging als zodanig nog niet. Er was geen sprake van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid in de zin van artikel 2:27 BW; pas op 27 juli 2006 is de Belangenvereniging bij notariële akte opgericht en op 31 juli 2006 is zij in het handelsregister van de Kamers van Koophandel ingeschreven.
4.2
De Belangenvereniging presenteert zich thans als vertegenwoordiger van leden van de VvE Weenahof, één van de in totaal drie participanten (OntwikkelingsBedrijf Rotterdam, HBO Nederland én VvE Weenahof) binnen de VvE IJshal/Weena 889, en zou in die hoedanigheid met de Gemeente overleg hebben gevoerd.
In juni 2006 is het de Gemeente duidelijk geworden dat [belanghebbende] en [belanghebbende] onvoldoende mandaat hadden bij de eigenaren van zowel een appartementsrecht als een parkeerplaats.
[belanghebbende] en [belanghebbende] beschikten niet over de - ook door henzelf noodzakelijk geachte - en benodigde 100 machtigingen, zo blijkt uit een e-mail bericht van [belanghebbende] aan de Gemeente op 20 juni 2006.
Zonder voldoende machtigingen konden zij niet namens de VvE Weenahof hun goedkeuring aan de ‘overeenkomst IJshal’ geven.
Hieruit volgt dat ten tijde van de onderhandelingen [belanghebbende] en [belanghebbende] niet beschikten over voldoende mandaat om de VvE Weenahof te vertegenwoordigen. Nu de Belangenvereniging als zodanig niet kan worden aangemerkt als een onderhandelingspartner van de Gemeente, en evenmin is gebleken dat zij als representant van de bovengenoemde leden van de VvE Weenahof kan gelden, dient de Belangenvereniging ook hierom niet ontvankelijk te worden verklaard.
4.3
De Belangenvereniging zal worden veroordeeld in de proceskosten.
4.4
In verband met het - publieke - belang in deze zaak overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. Gelet op de ter zitting overgelegde e-mail correspondentie en hetgeen overigens ter zitting door partijen is gesteld, blijkt dat de Gemeente er voorshands van uit mocht gaan dat overeenstemming met tenminste twee van de drie participanten van de VvE IJshal was bereikt, zodat zij in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat het haar vrijstond aan te vangen met de werkzaamheden.
Voorts heeft het er, gezien de inhoud van de overgelegde correspondentie en gespreksverslagen, alle schijn van dat de werkzaamheden die de Gemeente thans uitvoert, geen werkzaamheden betreffen die in strijd zijn met de gemaakte afspraken en dus bezwaarlijk zijn voor de belangen van de leden van de Belangenvereniging, hetgeen ook overigens onvoldoende gemotiveerd is betwist door de Belangenvereniging.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
verklaart de Belangenvereniging niet-ontvankelijk;
veroordeelt de Belangenvereniging in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente bepaald op € 248,00 aan verschotten en op € 816,00 aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.F. van Beusekom, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1739/153