2.1
[Eiseres] is en was ook in 2002 in gemeenschap van goederen gehuwd met [X], (hierna ook te noemen [X]).
2.2
[Eiseres], [X] en hun kinderen wonen en woonden ook in 2002-2003 samen in een aan hen in eigendom toebehorende woonwagen op een standplaats aan de [straat en huisnummer] in [woonplaats].
2.3
De tussen [X] en de gemeente sedert 1997 bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de grond van de standplaats van de wagen is bij verstekvonnis van de kantonrechter d.d. 1 oktober 2002 ontbonden; de kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming daarbij toegewezen.
De vordering van [X] om de gemeente te verbieden dit vonnis te executeren is door de voorzieningenrechter afgewezen, welk vonnis bij arrest van 13 februari 2004 door het Gerechtshof te ‘s Gravenhage (hierna: het Hof) is bevestigd. Cassatie is niet ingesteld.
Dit arrest is op 23 juli 2004 aan [X] betekend, onder aanzegging om de standplaats binnen 14 dagen te ontruimen.
2.4
De raadsman van [eiseres] heeft bij brief van 29 april 2003 de (raadsman van) de gemeente en de betrokken deurwaarder als volgt bericht:
“ Er ligt een ontruimingsvonnis jegens de heer [X] (…)
De heer [X] is gehuwd met [eiseres]. En zij woont eveneens aan de [straat en huisnummer] te [woonplaats]. (…)
Ik wijs u er op dat u geen titel heeft tegen [eiseres] (…) Zij heeft een zelfstandig huurrecht en kan niet ontruimd worden op grond van het vonnis jegens de heer [X].
Ik stel u nu reeds aansprakelijk voor alle schade (…) Ik wijs u op de uitspraken gepubliceerd (…)”
2.5
Een brief van de deurwaarder namens de gemeente d.d. 19 augustus 2004 aan [X] luidt voor zover thans van belang als volgt:
“Mijne heer,
Wij hebben moeten vaststellen dat u, ondanks het bevel gedaan in het exploot… de standplaats aan de [straat en huisnummer] te [woonplaats] te ontruimen, geen gevolg heeft gegeven.
Wij hebben inmiddels maatregelen genomen, teneinde de ontruiming te bewerkstelligen.
(…) een voorlopige offerte levert op dat de ontruiming minimaal EUR 15.000,00 exclusief BTW, gaat kosten.
Teneinde u deze executiekosten te besparen stellen wij u nog gedurende drie weken na heden in de gelegenheid om alsnog zelf de standplaats te ontruimen, bij gebreke waarvan wij zonder verdere aankondiging tot daadwerkelijke ontruiming van de standplaats zullen overgaan.(…)”
2.6
Op 18 oktober 2004 heeft de deurwaarder in opdracht van de gemeente de standplaats met behulp van de sterke arm ontruimd. Daarbij is de woonwagen met een dieplader verplaatst; enige aanbouwen (keuken, kinderslaapkamer, overdekte veranda) alsmede het terras zijn afgebroken.
2.7
De voorzieningenrechter heeft op vordering van [eiseres] bij vonnis d.d. 16 november 2004 de gemeente veroordeeld om de standplaats en de verwijderde roerende zaken weer aan [eiseres] ter beschikking te stellen en de woonwagen op deugdelijke wijze op de standplaats te plaatsen, zodanig dat deze geschikt is voor bewoning. Dit vonnis is bij arrest van 9 december 2005 bekrachtigd door het Hof; cassatie is niet ingesteld.
2.8
Nadat [eiseres] en haar gezin enige tijd in een voor de sloop bestemde huurwoning hadden gewoond is ingevolge de in 2.7 bedoelde uitspraak in of omstreeks april 2005 de woonwagen teruggeplaatst, waarna [eiseres] daar weer is gaan wonen. [Eiseres] en [X] hebben geen nieuw huurcontract betreffende de standplaats gesloten, doch betalen elke maand een gebruiksvergoeding.
2.9
Ter vervanging van de bij de ontruiming in 2004 afgebroken bijgebouwen hebben [eiseres] en [X] inmiddels een aanbouw aan de woonwagen geplaatst.
De gemeente heeft [eiseres] en [X] onder het aanzeggen van bestuursdwang gelast om die te verwijderen. De voorzieningenrechter heeft, in het kader van een door [eiseres] gevraagde bestuursrechtelijke voorlopige voorziening, op 9 september 2005 het bestreden besluit geschorst tot en met 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van [eiseres] tegen dat besluit. Er is nog geen beslissing op dat bezwaar.