ECLI:NL:RBROT:2006:AY6243
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. de Pauw Gerlings-Döhrn
- Rechtspraak.nl
Nietigverklaring van de inleidende dagvaarding in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 12 juli 2006 uitspraak gedaan in de zaak met rolnummer 253637/HAZA 06-143. De zaak betreft een verzet tegen een eerder verstekvonnis van 20 april 2005, waarbij de opposante was veroordeeld tot het laten taxeren van een woning. De inleidende dagvaarding was op 11 maart 2005 aan een onjuist adres uitgebracht, aangezien de opposante op dat moment niet meer op het opgegeven adres woonachtig was. Dit leidde tot de conclusie dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard diende te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de procureur van de geopposeerde geen uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie had opgevraagd, wat bijdroeg aan de onjuistheid van de dagvaarding. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de inleidende dagvaarding nietig verklaard. Tevens is de geopposeerde veroordeeld in de kosten van de verstekprocedure en de verzetprocedure, waarbij de kosten voor de procureur en griffierechten zijn gespecificeerd.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte adressering in juridische procedures en de gevolgen van een onjuiste dagvaarding. De rechtbank heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de geopposeerde direct aan de kostenveroordeling moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. de Pauw Gerlings-Döhrn tijdens een openbare terechtzitting.