ECLI:NL:RBROT:2006:AY6251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
251181 / HA ZA 05-3421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor diefstal van goederen tijdens transport en de rol van overmacht

In deze zaak, uitgesproken op 14 juni 2006 door de Rechtbank Rotterdam, staat de aansprakelijkheid van Rynart Trading International B.V. centraal voor de diefstal van een deel van een zending tijdens transport van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk. De eisers, bestaande uit Norwich Union Ltd., Supplies Service Partner B.V. (voorheen Orion B.V.) en Orion Media Marketing Ltd., vorderen dat Rynart volledig aansprakelijk wordt gesteld voor de diefstal op basis van artikel 29 van de CMR, waarbij zij zich niet kan beroepen op de aansprakelijkheidslimiet van artikel 23 CMR of op overmacht volgens artikel 17 lid 2 CMR.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zending, bestaande uit 52 pallets met printercartridges, op 27 september 2002 is opgehaald door Rynart en dat een deel van deze zending, namelijk zeven pallets, op 29 september 2002 is gestolen. De chauffeur had de trekker en trailer geparkeerd aan de kant van de weg nabij het afleveradres in Milton Keynes, waar hij de nacht doorbracht in de cabine. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden waaronder de zending was geparkeerd, niet voldoen aan de zorgvuldigheidseisen die van een vervoerder verwacht mogen worden. De rechtbank concludeert dat Rynart niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de zending te beschermen tegen diefstal.

De rechtbank behandelt ook de vraag of er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Rynart, en oordeelt dat de bewijslast hiervoor bij Norwich ligt. De rechtbank wijst erop dat het Nederlandse recht geen beginsel van absolute waarheidsvinding kent, en dat het aan Norwich is om te bewijzen dat er sprake is van betrokkenheid van de chauffeur of andere medewerkers van Rynart bij de diefstal. De rechtbank draagt Norwich op om dit bewijs te leveren en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 251181 / HA ZA 05-3421
Uitspraak: 14 juni 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging NORWICH UNION LTD.,
gevestigd te Manchester, Groot-Brittannië,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SUPPLIES SERVICE PARTNER B.V., voorheen geheten ORION B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
3. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging ORION MEDIA MARKETING LTD., mede handelende onder de naam ORION DISTRIBUTION CENTER,
gevestigd te Londen, Groot-Brittannië,
eisers,
procureur mr. B.S. Janssen,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RYNART TRADING INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Zevenbergen,
gedaagde,
procureur mr. W.M. van Rossenberg.
Het procesverloop blijkt uit het griffiedossier, waar de rechtbank kennis van heeft genomen.
Partijen worden aangeduid als “Norwich cs” dan wel “Norwich”, “SSP/Orion” en “Orion” respectievelijk “Rynart”.
1. De vaststaande feiten
1.1 Op of omstreeks 27 september 2002 heeft SSP/Orion aan VGL opdracht gegeven om 52 pallets met 59.570 printercartridges over de weg te vervoeren van Bergschenhoek naar Milton Keynes (Verenigd Koninkrijk).
1.2 VGL heeft het vervoer van een deel van de onder 1.1. bedoelde zending (te weten negen pallets met een gewicht van circa 3.000 kilogram en een factuurwaarde van GBP 350.000 - hierna: de zending) uitbesteed aan Mammoet Ferry Transport B.V., althans Mammoet Ferry Transport (U.K.) Ltd. (hierna tezamen: Mammoet) die het vervoer over het traject Europoort-Milton Keynes heeft uitbesteed aan Rynart, die dat deel van het vervoer feitelijk heeft uitgevoerd.
1.3 Tijdens het vervoer is een deel van de zending gestolen/verduisterd.
2. Het geschil
2.1 Norwich cs heeft gevorderd dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht wordt verklaard dat Rynart in deze volledig aansprakelijk is voor de in de dagvaarding genoemde diefstalschade op basis van artikel 29 CMR en zich derhalve niet met succes kan beroepen op de CMR limiet van artikel 23 CMR, laat staan overmacht in de zin van artikel 17 lid 2 CMR,
- Rynart wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met CMR rente ad 5% vanaf 1 oktober 2002, althans de datum van dagvaarding,
een en ander met veroordeling van Rynart in de kosten van het geding.
2.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Norwich cs aan de vordering ten grondslag gelegd dat Rynart volledig aansprakelijk is voor de diefstal/verduistering van een deel van de zending daar sprake is van opzet dan wel bewuste roekeloosheid aan haar zijde en haar geen beroep op overmacht toekomt.
2.3 Rynart heeft de vordering gemotiveerd betwist.
3. De beoordeling
3.1 De vorderingsgerechtigdheid van Norwich is niet langer in geschil.
3.2 Niet in geschil is dat Rynart door Norwich cs krachtens de CMR kan worden aangesproken voor de diefstal/verduistering van een deel van de lading tijdens het vervoer.
3.3 Kern van het geschil is de vraag of, zoals Norwich cs heeft gesteld, Rynart volledig aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de diefstal/verduistering tijdens het vervoer, hetgeen, naar niet in geschil is, aan de orde is indien sprake is van de door Norwich cs gestelde opzet dan wel bewuste roekeloosheid en indien geen sprake is van overmacht.
3.4 Vaststaat dat de zending verpakt in een verzegelde trailer is aangeleverd en is opgehaald door Rynart. De trekker en trailer hebben vervolgens overgestaan op het terrein van Rynart te Moerdijk, dat, naar Rynart onweersproken heeft gesteld beveiligd en bewaakt is.
De trekker is op zondag 29 september 2002 om 9.30 uur vertrokken en is rond 10.45 uur op de veerboot gegaan.
Na aankomst in het Verenigd Koninkrijk rond 19.30, arriveerden de trekker en trailer rond 22.30 uur bij het afleveradres in Milton Keynes. Daar heeft de chauffeur zich gemeld bij de beveiligingsbeambte op het terrein van de ontvanger. Hij heeft vervolgens geparkeerd aan de kant van de weg buiten het terrein van de ontvanger, op ongeveer 50 meter afstand van de portiersloge, met de voorzijde van de trekker in de richting van de portiersloge, die lager gelegen was dan de op de licht hellende weg geparkeerde trekker. De weg was verlicht met lantarenpalen. De chauffeur heeft de nacht doorgebracht in de cabine van de trekker en heeft naar zijn zeggen ´s ochtends rond 8.00 uur geconstateerd dat een stuk uit het achterzeil van de trailer was gesneden en dat zeven pallets van de zending ontbraken.
3.5 Het geschil aangaande de overmacht is toegespitst op het overstaan te Milton Keynes; overmacht is gesteld noch gebleken ten aanzien van het overstaan op het terrein van Rynart te Moerdijk.
Voor zover de diefstal/verduistering heeft plaatsgehad te Milton Keyes, geldt dat de onder 3.4 aangeduide feiten en omstandigheden geen beroep op overmacht rechtvaardigen.
Met het aldus parkeren aan de kant van de openbare weg, is de trekker blootgesteld aan het gevaar van diefstal. Dat de voorzijde van de trekker zichtbaar was vanuit de portiersloge, maakt dat niet anders. De achterzijde van de trailer, waar het gat in het zeil was gemaakt, was dat immers niet. Dat de chauffeur de nacht in de cabine heeft doorgebracht, doet evenmin af aan het voorgaande; hij sliep immers en hield dus geen toezicht. Bovendien blijkt dat, naar de directeur van Rynart tijdens de comparitie van partijen heeft verklaard, er bewaakte parkeerplaatsen zijn in het Verenigd Koninkrijk; het zijn er echter niet veel en er moet voor betaald worden. Hij heeft daaraan toegevoegd dat de chauffeur ´s ochtends als eerste aan de beurt wilde zijn op het afleveradres - zodat een parkeerplaats die wellicht 60 kilometer van het afleveradres zou kunnen liggen voor hem geen optie was. Genoemde afstand en de wens als eerste aan de beurt te zijn, maken echter niet dat zo´n bewaakte parkeerplaats geen optie was; van de chauffeur kon worden gevergd dat hij deze afstand zou afleggen teneinde veilig te kunnen overstaan. Voorts dienen de belangen die zijn gemoeid met de zorg voor de vervoerde zending te prevaleren boven de wens van de chauffeur om de volgende ochtend als eerste aan de beurt te zijn - waarbij overigens wordt aangetekend dat niet is gesteld of gebleken dat het aldus bij het afleveradres overstaan de enige manier was waarop die bewerkstelligd kon worden.
Niet kan dus worden gezegd dat Rynart alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder - daaronder begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt - te vergen maatregelen heeft genomen. Het voorgaande geldt ook indien, zoals Rynart heeft gesteld, zij niet wist wat voor zending zij precies vervoerde en dus ongewis was van de diefstalgevoeligheid ervan.
3.6 Norwich cs heeft betoogd dat sprake is van betrokkenheid van de chauffeur en/of andere ondergeschikten van Rynart en/of door Rynart tewerkgestelden bij de diefstal/verduistering van een deel van de zending. Als dat zo is, is er sprake van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Rynart, die dan onbeperkt aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de diefstal/verduistering van een deel van de zending.
3.7 De stelplicht en bewijslast van de opzet of bewuste roekeloosheid rust op Norwich cs. Zij heeft echter betoogd dat Rynart informatie achterhoudt en een en ander dient op te helderen. Norwich cs heeft in dat verband gewezen op de artt 21 en 22 Rv.
3.8 Met betrekking tot de artt 21 en 22 Rv wordt vooropgesteld dat het Nederlandse rechtstelsel geen beginsel van absolute waarheidsvinding kent. Artikel 21 Rv vereist weliswaar dat partijen de rechter volledig en juist voorlichten omtrent de voor de beslissing van belang zijnde feiten teneinde het geschil in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure ‘op tafel’ te krijgen, maar reikt niet zo ver dat hierin een beginsel van volledige waarheidsvinding als bijvoorbeeld in het Angelssakisch rechtsstelsel kan worden gelezen. Evenmin kan aan artikel 21 juncto artikel 22 Rv een algemeen recht op het verkrijgen van informatie van de wederpartij c.q. volledige inzage in stukken worden ontleend. Per geval zal dan ook door de rechter worden bezien of er voldoende aanleiding bestaat om gebruik te maken van de in artikel 22 Rv neergelegde discretionaire bevoegdheid.
Er is in dit geval geen aanleiding om gebruik te maken van deze bevoegdheid. In het bijzonder is er in dezen geen grond om te oordelen dat binnen de reikwijdte van de hiervoor bedoelde bepalingen vallende informatie wordt achtergehouden. Zo heeft Rynart het in haar opdracht van het voorval opgemaakte expertiserapport overgelegd. Voorts heeft de directeur van Rynart tijdens de comparitie van partijen uitgebreid en uit eigen beweging verklaard over de feitelijke gang van zaken rond het vervoer.
3.9 Norwich cs heeft voorts, onder verwijzing naar vonnissen en arresten van andere rechterlijke colleges, betoogd dat aan het door haar gestelde achterhouden van informatie/onvoldoende opheldering verschaffen het gevolg zou moeten worden verbonden dat voorshands zou moeten worden uitgegaan van de juistheid van haar onder 3.6 bedoelde stelling, dan wel dat moet worden aangenomen dat Rynart deze stelling onvoldoende heeft weersproken, dan wel dat aan Rynart geen beroep toekomt op de in art 23 CMR vervatte beperking van haar aansprakelijkheid. Naast hetgeen hiervoor over het gestelde achterhouden van informatie en/of onvoldoende helderheid verschaffen door Rynart is overwogen geldt dat de gestelde processuele opstelling van Rynart geen grond kan vormen voor het door Norwich cs beoogde materiële oordeel.
3.10 De thans vaststaande feiten en omstandigheden en de op onderdelen uiteenlopende verklaringen van enerzijds de chauffeur en anderzijds een beveiligingsbeambte, waar Norwich cs ter onderbouwing van haar standpunt op heeft gewezen, vormen onvoldoende grond voor een voorshands vermoeden van de juistheid van de onder 3.6 bedoelde stelling. Norwich cs dient deze stelling dus te bewijzen.
4. De beslissing
De rechtbank,
draagt Norwich cs te bewijzen dat sprake is van betrokkenheid van de chauffeur en/of andere ondergeschikten van Rynart en/of door Rynart tewerkgestelden bij de diefstal/verduistering van een deel van de zending;
bepaalt dat indien Norwich cs dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. L. de Loor-Alwin;
bepaalt dat de procureur van Norwich cs binnen vier weken na vonnisdatum opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden november en december 2006 en januari en februari 2007 en dat de procureur van Rynart vóór dezelfde datum opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgave(n) vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1548