ECLI:NL:RBROT:2006:AY6251
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor diefstal van goederen tijdens transport en de rol van overmacht
In deze zaak, uitgesproken op 14 juni 2006 door de Rechtbank Rotterdam, staat de aansprakelijkheid van Rynart Trading International B.V. centraal voor de diefstal van een deel van een zending tijdens transport van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk. De eisers, bestaande uit Norwich Union Ltd., Supplies Service Partner B.V. (voorheen Orion B.V.) en Orion Media Marketing Ltd., vorderen dat Rynart volledig aansprakelijk wordt gesteld voor de diefstal op basis van artikel 29 van de CMR, waarbij zij zich niet kan beroepen op de aansprakelijkheidslimiet van artikel 23 CMR of op overmacht volgens artikel 17 lid 2 CMR.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zending, bestaande uit 52 pallets met printercartridges, op 27 september 2002 is opgehaald door Rynart en dat een deel van deze zending, namelijk zeven pallets, op 29 september 2002 is gestolen. De chauffeur had de trekker en trailer geparkeerd aan de kant van de weg nabij het afleveradres in Milton Keynes, waar hij de nacht doorbracht in de cabine. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden waaronder de zending was geparkeerd, niet voldoen aan de zorgvuldigheidseisen die van een vervoerder verwacht mogen worden. De rechtbank concludeert dat Rynart niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de zending te beschermen tegen diefstal.
De rechtbank behandelt ook de vraag of er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Rynart, en oordeelt dat de bewijslast hiervoor bij Norwich ligt. De rechtbank wijst erop dat het Nederlandse recht geen beginsel van absolute waarheidsvinding kent, en dat het aan Norwich is om te bewijzen dat er sprake is van betrokkenheid van de chauffeur of andere medewerkers van Rynart bij de diefstal. De rechtbank draagt Norwich op om dit bewijs te leveren en houdt verdere beslissingen aan.