ECLI:NL:RBROT:2006:AY6255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
205820 / HA ZA 95-3768
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voeging in civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de man gevorderd dat zijn zaak, geregistreerd onder zaak-/rolnummer 35872 / FA ZA 95-27, wordt gevoegd met een andere aanhangige zaak met nummer 205816 / HA ZA 00-2848. De vrouw heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voeging reeds eerder heeft plaatsgevonden bij vonnis van 21 september 2000. De vrouw heeft terecht opgemerkt dat voeging in dit stadium van de procedure niet meer kan worden gevorderd, aangezien dit enkel kan gebeuren bij de inleidende dagvaarding of vóór het antwoord. De wet staat geen latere of hernieuwde voeging toe, wat betekent dat de voeging in een vroeg stadium van de procedure moet plaatsvinden. Dit is bedoeld om tegenstrijdige beslissingen in zaken over hetzelfde onderwerp te voorkomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de procedures in de gevoegde zaken niet gelijk oplopen, de voeging in stand blijft. De rechtbank heeft de vordering van de man afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het vragen van vonnis, waarbij de gevoegde zaak op dezelfde roldatum zal worden behandeld, zodat in beide zaken tegelijk vonnis kan worden gevraagd. De uitspraak is gedaan door mr. L. de Loor-Alwin op 5 juli 2006.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 205820 / HA ZA 95-3768
Uitspraak: 5 juli 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[X],
wonende te [woonplaats], België,
eiseres in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
procureur mr. O.E. Meijer,
- tegen -
[Y],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. J.F. van Duin.
Partijen blijven aangeduid als “de vrouw” respectievelijk “de man”.
1. Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan
1.1 De man heeft gevorderd dat deze zaak (die voorheen was geregistreerd onder zaak-/rolnummer 35872 / FA ZA 95-27) wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaak-/rolnummer 205816 / HA ZA 00-2848 (die voorheen was geregistreerd onder zaak-/rolnummer 132108 / FA ZA 00-05).
De vrouw heeft de vordering gemotiveerd betwist.
1.2 De door de man gevorderde voeging heeft reeds plaatsgehad bij vonnis van 21 september 2000 (gewezen in de zaak met zaak-/rolnummer 205816 / HA ZA 00-2848, voorheen 132108 / FA ZA 00-05).
Daarnaast heeft de vrouw er terecht op gewezen dat voeging in dit stadium van de procedure niet meer gevorderd kan worden: deze vordering immers slechts worden ingesteld (door eiser) bij de inleidende dagvaarding of bij incidentele conclusie vóór het antwoord dan wel (door gedaagde) vóór alle weren voor de conclusie van antwoord (art 222 lid jo 220 lid 2 en 3 Rv). Het stelsel van de wet gaat er dus vanuit dat voeging in een vroeg stadium van één van de gevoegde zaken plaatsvindt. De wet laat geen ruimte voor latere of hernieuwde voeging. Voeging strekt ertoe tegenstrijdige beslissingen in zaken over hetzelfde onderwerp en verknochte zaken tegen te gaan. Gevoegde zaken plegen daarom in de regel gelijk op te gaan, maar behoeven dat niet te doen; het blijven immers twee zaken. Indien de procedures in gevoegde zaken niet gelijk oplopen, zoals in dit geval is gebeurd, blijft de voeging in stand.
1.3 Het vooroverwogene leidt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de man in de kosten van het incident.
1.4 In de hoofdzaak zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het vragen van vonnis. De gevoegde zaak, die thans op de parkeerrol staat, zal ambtshalve worden opgebracht op dezelfde roldatum, opdat in beide zaken tegelijk vonnis kan worden gevraagd.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het incident:
wijst de vordering af,
veroordeelt de man in de kosten van het incident, die tot deze uitspraak worden begroot op EUR 1.421,
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 19 juli 2006 voor het vragen van vonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1548