ECLI:NL:RBROT:2006:AY6381
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E. Mentink
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij val van paard tijdens paardrijles en eigen schuld van de eiseres
In deze zaak, uitgesproken op 15 februari 2006 door de Rechtbank Rotterdam, betreft het een vordering van eiseres die schadevergoeding eist na een val van een paard tijdens een paardrijles. Eiseres stelt dat de val is veroorzaakt door de onzorgvuldigheid van gedaagde sub 3, de instructrice, en de eigenaar van het paard, gedaagde sub 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in haar bewijsopdracht is geslaagd met betrekking tot de stelling dat gedaagde sub 3 haar verzoek om van het paard af te stappen heeft genegeerd. De getuigenverklaringen waren niet eenduidig en gaven geen steun aan de stelling van eiseres. De rechtbank concludeert dat gedaagde sub 3 niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Daarnaast heeft de rechtbank de aansprakelijkheid van gedaagde sub 2 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat gedaagde sub 2 als eigenaar van het paard aansprakelijk is voor de schade die door het paard is veroorzaakt, maar dat eiseres ook een eigen schuld heeft. Eiseres heeft vrijwillig deelgenomen aan de paardrijles, en het risico van het berijden van een paard, dat inherent is aan de activiteit, komt voor haar rekening. De rechtbank stelt de causaliteit op 50/50, wat betekent dat de schade deels voor rekening van eiseres blijft. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres op verschillende schadeposten beoordeeld, waaronder smartengeld, kosten van ziekenhuisopname en bezoekerskosten, en heeft deze vorderingen gedeeltelijk toegewezen.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling en heeft bepaald dat van het vonnis hoger beroep kan worden ingesteld zonder dat het eindvonnis hoeft te worden afgewacht. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.