ECLI:NL:RBROT:2006:AY6670
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.J. van Die
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding in geschil tussen Interlab B.V. en Stichting Cottica
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen Interlab B.V. (eiseres) en Stichting Cottica (gedaagde). Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 419,45, bestaande uit onbetaalde facturen en buitengerechtelijke kosten. Eiseres stelde dat gedaagde heeft nagelaten om facturen te voldoen, maar de kantonrechter oordeelde dat eiseres haar vordering onvoldoende had gemotiveerd. De rechtbank merkte op dat eiseres niet had voldaan aan haar substantiërings- en bewijsaandraagplicht, zoals neergelegd in de artikelen 111 en 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiseres had in de dagvaarding slechts vermeld dat gedaagde geen verweer had gevoerd, terwijl uit correspondentie bleek dat gedaagde wel degelijk verweer had gevoerd. Dit gebrek aan onderbouwing leidde tot de afwijzing van de vordering.
De kantonrechter constateerde verder dat eiseres niet de relevante bewijsstukken had overgelegd die haar vordering konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat eiseres had moeten aantonen welke werkzaamheden in rekening waren gebracht en waarom de factuur van € 29,75 was verhoogd naar € 345,37. De rechter oordeelde dat eiseres onvoldoende duidelijkheid had verschaft over de overeenkomst en de bijbehorende facturen.
Uiteindelijk werd de vordering van eiseres afgewezen en werd eiseres veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. L.J. van Die en is openbaar uitgesproken.