ECLI:NL:RBROT:2006:AY7367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
723321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige contractuele verplichtingen inzake mobiele telefonie

In deze zaak vorderde eiseres, Transfair B.V., van gedaagde een bedrag van € 1.298,89 in verband met achterstallige betalingen uit een overeenkomst met T-Mobile Netherlands B.V. Gedaagde betwistte de overeenkomst en stelde dat hij nooit een contract met T-Mobile had gesloten. De rechtbank Rotterdam, sector kanton, behandelde de zaak op 23 augustus 2006. Eiseres stelde dat gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van abonnements- en gesprekkosten, en dat T-Mobile de overeenkomst had ontbonden en de vordering had overgedragen aan eiseres. Ondanks aanmaningen had gedaagde de verschuldigde bedragen niet betaald.

De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de totstandkoming van de overeenkomst bij eiseres lag. Eiseres kon echter niet aantonen dat gedaagde de overeenkomst met T-Mobile had gesloten. Het enkele verzenden van facturen naar een ander adres dan dat van gedaagde droeg niet bij aan het bewijs. Bovendien was er geen bewijs dat gedaagde de overeenkomst had aangegaan, ook niet na de aangifte van diefstal van zijn identiteitsbewijs door zijn moeder.

De kantonrechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, omdat zij niet had aangetoond dat gedaagde de overeenkomst had gesloten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral wanneer de identiteit van de contractant ter discussie staat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
sector kanton
VONNIS
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Transfair B.V.
gevestigd te Zwolle,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 1 mei 2006,
gemachtigde: Maas-Delta Deurwaarders,
tegen
D.R. Samuel,
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
namens wie G.L. Lake-Granadillo, gemachtigd door gedaagde, heeft gereageerd.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft -zakelijk weergegeven- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tot betaling van € 1.298,89 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.130,29 vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
Namens gedaagde is, onder overlegging van stukken, mondeling op de eis geantwoord.
Gedaagde heeft een brief gestuurd en daarbij opnieuw stukken overgelegd.
Eiseres heeft onder overlegging van stukken van repliek geconcludeerd.
Gedaagde heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
2. De stellingen van partijen
2.1 Aan de eis is -zakelijk weergegeven- uiteindelijk het volgende ten grondslag gelegd:
- Op 22 april 2005 is gedaagde een overeenkomst aangegaan met T-Mobile Netherlands B.V. (hierna: T-Mobile) ter zake van het gebruik van het mobiele telecommunicatienetwerk van T-Mobile.
- Gedaagde is, ondanks aanmaning, in gebreke gebleven met de nakoming van de contractuele betalingsverplichtingen. T-Mobile heeft de overeenkomsten met gedaagde dan ook, conform de op de overeenkomsten van toepassing zijnde algemene voorwaarden, ontbonden en heeft de overeenkomsten uitgefactureerd.
- T-Mobile had nog € 1.130,29 aan abonnements- en gesprekkosten van gedaagde tegoed.
- T-Mobile heeft haar vordering op gedaagde overgedragen aan eiseres, waarvan gedaagde schriftelijk op de hoogte is gesteld.
- Ondanks aanmaningen en sommaties van T-Mobile en eiseres heeft gedaagde genoemde bedragen onbetaald gelaten.
- Eiseres maakt aanspraak op vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 150,00.
- De verschuldigde wettelijke rente beloopt € 18,60, berekend tot 26 februari 2006.
2.2 Gedaagde heeft tegen de eis -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- aangevoerd dat hij nimmer een overeenkomst met T-Mobile is aangegaan en dat zijn identiteitsbewijs op 24 februari 2004 is gestolen.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Aan de vordering van eiseres ligt ten grondslag het bestaan van de door eiseres gestelde overeenkomst tussen T-Mobile en gedaagde. Gedaagde betwist die overeenkomst te zijn aangegaan.
3.2 De bewijslast ten aanzien van de totstandkoming van de overeenkomst tussen T-Mobile en gedaagde waarop eiseres zich beroept rust op eiseres. Eiseres heeft echter op geen enkele wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt dat gedaagd degene is geweest die met T-Mobile gecontracteerd heeft. Het verzenden van facturen (naar een ander adres dan waar gedaagde blijkens de dagvaarding woont) draagt niet bij aan het bewijs van de overeenkomst, waarop die facturen betrekking hebben.
Ook al is juist dat de moeder van gedaagde aanvankelijk slechts aangifte gedaan heeft van de diefstal van haar eigen identiteitspapieren en eerst na ontvangst van een bericht van de deurwaarder ook van de diefstal van de identiteitspapieren van haar zoon, dan nog is daaraan geen (begin van) bewijs te ontlenen dat het gedaagde was die de overeenkomst met T-Mobile is aangegaan.
3.3 Eiseres heeft noch bij dagvaarding, noch naar aanleiding van het verweer van gedaagde bij repliek bewijs van haar stellingen aangeboden.
De kantonrechter ziet ook geen aanleiding eiseres ambtshalve tot bewijslevering toe te laten.
3.4 Gelet op het voorgaande wordt de vordering afgewezen en wordt eiseres als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De kantonrechter,
- wijst de vordering af;
- veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 50,-- aan verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.