ECLI:NL:RBROT:2006:AY8263
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Poiesz
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van tandarts voor het buiten noodzaak verrichten van handelingen die schade kunnen veroorzaken aan de gezondheid van een ander
In deze zaak, behandeld door de politierechter van de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte, een tandarts, vrijgesproken van het ten laste gelegde feit dat hij handelingen heeft verricht die schade kunnen veroorzaken aan de gezondheid van anderen, zoals bedoeld in artikel 96 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. De uitspraak vond plaats op 12 september 2006, na een zitting op 29 augustus 2006. De verdachte was beschuldigd van het verrichten van tandheelkundige handelingen terwijl zijn inschrijving in het register was geschorst door het Centraal Tuchtcollege. De officier van justitie had een veroordeling geëist, inclusief een ontzegging van de bevoegdheid om het beroep van tandarts uit te oefenen en geldboetes voor de overtredingen.
De rechter oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte in de ten laste gelegde periode geen deugdelijke anamnese had afgenomen of onvoldoende tandheelkundig onderzoek had verricht. Hoewel de verdachte in een onvoldoende geoutilleerde praktijk werkte, was dit niet voldoende om te concluderen dat hij wist of moest vermoeden dat hij anderen schade zou toebrengen. De rechter verklaarde dat de verdachte wel schuldig was aan de andere ten laste gelegde feiten, namelijk het handelen in strijd met de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, en legde hem een voorwaardelijke gevangenisstraf op, evenals geldboetes.
De rechter benadrukte dat de verdachte, ondanks zijn schorsing, werkzaamheden had verricht in de kliniek en dat hij had moeten weten dat hij in overtreding was. De straffen die aan de verdachte zijn opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechter heeft de verdachte voor de bewezen feiten strafbaar verklaard en de straffen zijn opgelegd met het oog op de bescherming van de samenleving en het waarborgen van de kwaliteit van de gezondheidszorg.