ECLI:NL:RBROT:2006:AY8311
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- M. van der Grinten
- A. Ahsmann
- J. Kuip
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 september 2006 een wrakingsverzoek gehonoreerd dat was ingediend door de verzoeker, die preventief gedetineerd was. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. [X], vice-president, en de rechters mr. [Y] en mr. [Z] van de strafkamer. De raadsvrouw van de verzoeker had in juni 2006 een (voorwaardelijk) wrakingsverzoek ingediend, dat later werd gehandhaafd. De wrakingskamer heeft de motivering van de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis door de betrokken rechters als grond voor de wraking aangemerkt. De verzoeker stelde dat de motivering van de rechters, die inhield dat de belastende verklaringen van getuigen niet waren weersproken, een indicatie van vooringenomenheid jegens hem als verdachte opleverde.
Tijdens de zitting op 7 juni 2006 werden door de rechters verzoeken van de verdediging afgewezen, wat leidde tot de conclusie van de verzoeker dat de rechters niet onpartijdig waren. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis niet begrijpelijk was en dat dit bij de verzoeker de vrees deed rijzen dat de rechters reeds een bepaalde overtuiging hadden gevormd. De rechtbank concludeerde dat de vrees van de verzoeker voor een vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd was, en heeft het wrakingsverzoek gegrond verklaard.
De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. M. van der Grinten en de rechters mr. A. Ahsmann en mr. J. Kuip. De griffier Faaij was ook aanwezig tijdens de uitspraak. De zaak benadrukt het belang van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van rechters in het strafproces, en de mogelijkheid voor partijen om wraking aan te vragen indien zij twijfels hebben over de onpartijdigheid van de rechters.