ECLI:NL:RBROT:2006:AZ3033
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Havik
- Rechtspraak.nl
Invoer van speelgoedwapens en de beoordeling van sprekende gelijkenis met vuurwapens
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vennootschap die 10.800 speelgoedpistooltjes had ingevoerd. De centrale vraag was of deze voorwerpen, gezien hun vorm en afmetingen, een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens, waardoor ze als zodanig konden worden beschouwd en dus onder de Wet wapens en munitie vielen. De politierechter oordeelde dat de gemoedstoestand van een persoon die met een voorwerp dat op een vuurwapen lijkt wordt bedreigd, van invloed is op de beoordeling van de gelijkenis. Geringe verschillen in vorm en afmetingen zouden niet in de weg staan aan de conclusie dat er sprake is van een sprekende gelijkenis. De politierechter concludeerde dat de speelgoedwapens inderdaad een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens, en dat de uitzondering voor speelgoedwapens niet van toepassing was. De verdachte werd schuldig bevonden aan handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, maar de politierechter legde geen straf op, gezien de inspanningen van de verdachte om duidelijkheid te verkrijgen over de toelaatbaarheid van dergelijke voorwerpen en de onduidelijkheid in de wet- en regelgeving. De in beslag genomen goederen werden onttrokken aan het verkeer, en de politierechter besloot dat er geen andere straf of maatregel werd opgelegd.