ECLI:NL:RBROT:2006:AZ4931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/600067-05 Beschikking op verzoekschrift ex art. 591a Sv
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. de Boer
  • A. van Belzen
  • J. van de Kar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift tot vergoeding van kosten raadsman na vrijspraak van wijlen Rachid B.

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, nevenvestigingsplaats 's-Gravenhage, werd op 7 november 2006 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de erfgenamen van wijlen Rachid B. Rachid B. was vrijgesproken in een strafzaak tegen de zogenoemde Hofstadgroep en overleed op 5 juli 2006. De rechtbank had op 10 oktober 2006 het verzoekschrift behandeld, waarbij de erfgenamen niet aanwezig waren, maar de raadsvrouw van verzoeker, mr. W. Drummen, wel. De rechtbank was bevoegd tot behandeling van het verzoek en het verzoek was tijdig ingekomen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en de conclusie van de officier van justitie, die tot toewijzing van het verzoek had geconcludeerd. De beoordeling van het verzoekschrift vond plaats op basis van artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de rechter, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, op verzoek van de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, een vergoeding kan toekennen voor de kosten van de raadsman.

Aangezien verzoeker na het indienen van het verzoek is overleden, diende de toekenning van de vergoeding ten gunste van zijn erfgenamen te geschieden. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de erfgenamen een forfaitair bedrag van € 540,= toe te kennen als vergoeding voor de kosten van de raadsman. De beslissing werd uitgesproken ter openbare zitting op 7 november 2006.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
NEVENVESTIGINGSPLAATS 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
parketnummer: 10/600067-05
kenmerk RK: 06/806
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, nevenvestigingsplaats 's-Gravenhage, raadkamer in strafzaken, op het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van:
(wijlen) Rachid B.,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
gewoond hebbende te [adres],
te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam,
Herengracht 141, ten kantore van mr. B. Th. Nooitgedagt,
ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 23 mei 2006, strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat van de kosten van zijn raadsman voor de opstelling, indiening en de behandeling van het verzoekschrift tot een bedrag van in totaal € 540,=.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
Verzoeker is op 5 juli 2006 overleden.
De rechtbank heeft op 10 oktober 2006 dit verzoekschrift in raadkamer behandeld.
Erfgenamen van verzoeker zijn niet in raadkamer verschenen; wel aanwezig was de raadsvrouw van verzoeker mr. W. Drummen, advocaat te Amsterdam, kantoorgenoot van mr. B.Th. Nooitgedagt. De raadsvrouw heeft in raadkamer desgevraagd verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
Beoordeling van het verzoekschrift.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek.
De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een inmiddels onherroepelijk vonnis van deze rechtbank van 26 april 2006, waarbij verzoeker is vrijgesproken van het hem telastgelegde. Het verzoek is tijdig ingekomen.
Ingevolge artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), voor zover te dezen van belang, kan de rechter, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, op verzoek van de gewezen verdachte, dan wel ingevolge het vijfde lid van voornoemd artikel door zijn erfgenamen, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade welke hij in de kosten van de raadsman heeft geleden. Indien de gewezen verdachte na het indienen van het verzoek is overleden, geschiedt de toekenning van de gevraagde vergoeding ingevolge artikel 591a, vijfde lid, Sv ten behoeve van de erfgenamen.
Verzoeker is na het indienen van het verzoek, te weten op 5 juli 2006, overleden. Een eventuele toekenning van de gevraagde vergoeding dient in casu te geschieden ten gunste van de erfgenamen van verzoeker.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om de erfgenamen van verzoeker het forfaitaire bedrag van in totaal € 540,= toe te kennen als vergoeding voor de kosten van de raadsman voor het indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift.
Beslissing.
De rechtbank kent aan de erfgenamen van verzoeker toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal € 540,= (zegge: VIJFHONDERDVEERTIG EURO).
Deze beschikking is gegeven te 's-Gravenhage door mrs. De Boer, voorzitter, Van Belzen en Van de Kar, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. De Vroom en Dingley, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2006