ECLI:NL:RBROT:2006:AZ6217
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E. Mentink
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling na frauduleuze overboeking
In deze zaak vorderde ABN AMRO N.V. van gedaagde een bedrag van € 17.906,94, bestaande uit een hoofdsom van € 16.380,- en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.526,94, als gevolg van een onverschuldigde betaling. De betaling was gedaan door een klant van ABN AMRO, die zonder toestemming een bedrag had overgemaakt naar de rekening van gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klant van ABN AMRO aangifte heeft gedaan van frauduleuze overboekingen, waaronder de onderhavige. ABN AMRO heeft de klant schadeloos gesteld en de vordering op gedaagde verkregen door middel van cessie.
Gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij het bedrag niet heeft opgenomen en dat zij slachtoffer is van een misdrijf. Gedaagde stelde dat ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld door de betaling uit te voeren zonder de opdracht naar behoren te controleren. De rechtbank oordeelde dat gedaagde in beginsel gehouden is het onverschuldigd betaalde bedrag terug te betalen, tenzij zij kan aantonen dat er sprake is van overmacht.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling, zodat partijen zich verder kunnen uitlaten over de vraag of gedaagde een beroep op overmacht kan doen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat, indien gedaagde niet in haar bewijs slaagt, de vordering van ABN AMRO zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De verdere beslissing is aangehouden.