ECLI:NL:RBROT:2006:AZ6477
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Hofmeijer-Rutten
- Rechtspraak.nl
Kostenveroordeling na intrekking vordering in het kader van schuldsanering
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2006, is een vordering ingetrokken door eisers, die beiden betrokken waren bij een procedure met betrekking tot schuldsanering. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sub 2 recht heeft op een kostenveroordeling, omdat zij de vordering heeft ingetrokken zonder dat er sprake was van een toelating tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Eiser sub 1 daarentegen, heeft geen recht op kostenvergoeding, omdat de gedaagde niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gemaakte kosten, gezien het feit dat eiser sub 1 zelf geen overleg heeft gepleegd met de procureur van de wederpartij over de voortzetting van de procedure.
De rechtbank heeft in haar vonnis geoordeeld dat de intrekking van de vordering door eisers niet voldoende was om de kostenveroordeling voor eiser sub 1 te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de proceskosten voor eiseres sub 2 vastgesteld op € 300,- aan verschotten en € 226,- aan salaris voor de procureur. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde direct recht heeft op de proceskostenvergoeding, ongeacht een eventuele hoger beroep.
De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft een enkelvoudige kamer. De zaak is geregistreerd onder het zaaknummer 253825 / HA ZA 06-197. De rechtbank heeft de procedure tegen de oorspronkelijke gedaagde sub 1 als doorgehaald beschouwd, omdat er geen verdere communicatie van deze partij is ontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.