ECLI:NL:RBROT:2006:AZ6485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249794 / HA ZA 05-3217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van Congo in hoofdzaak wegens gebrek aan zekerheidstelling

In deze zaak, uitgesproken op 6 december 2006 door de Rechtbank Rotterdam, is de Democratische Republiek Congo (hierna: Congo) eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident. Congo is op 24 januari 2006 in staat van faillissement verklaard, waardoor de procedure in de hoofdzaak tegen de gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2], krachtens artikel 29 van de Faillissementswet van rechtswege is geschorst. In een eerder tussenvonnis van 10 mei 2006 is Congo bevolen om zekerheid te stellen, op straffe van niet-ontvankelijkverklaring in de hoofdzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat Congo, ondanks de mogelijkheid om een antwoordakte in te dienen, heeft afgezien van deze mogelijkheid en geen zekerheid heeft gesteld.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat Congo in de hoofdzaak jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit betekent dat Congo niet verder kan procederen tegen [gedaagde 2] omdat zij niet heeft voldaan aan de vereiste om zekerheid te stellen. Daarnaast is Congo als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van [gedaagde 2] zijn vastgesteld op € 2.000,00 aan salaris voor de procureur. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de veroordeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook al kan Congo in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak. De verdere beslissing in de hoofdzaak jegens [gedaagde 1] is aangehouden, wat betekent dat deze nog niet is genomen en de procedure tegen [gedaagde 1] voortgezet kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 249794 / HA ZA 05-3217
Uitspraak: 6 december 2006
de DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
zetelhoudende te Kinshasa, Congo,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. W.J. Hengeveld,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid [gedaagde 1],
gevestigd te Maassluis,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
procureur mr. A.C. Hansen.
Partijen blijven hierna aangeduid als “Congo”,[gedaagde 2]aagde 1]” en “[gedaagde 2]”.[gedaagde 2]aagde 1] is op 24 januari 2006 in staat van faillissement verklaard. Sedertdien is de procedure in de hoofdzaak tege[gedaagde 2]aagde 1] krachtens artikel 29 Faillissementswet van rechtswege geschorst.
1. De verdere beoordeling in het incident en in de hoofdzaak
1.1 In het tussenvonnis d.d. 10 mei 2006 is Congo bevolen om op straffe van niet-
ontvankelijkverklaring in de hoofdzaak zekerheid te stellen en is [gedaagde 2] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de zekerheid is gesteld en, zo ja, om te concluderen voor antwoord in de hoofdzaak.
1.2 [gedaagde 2] heeft een akte genomen. Alhoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft
Congo afgezien van het nemen van een antwoordakte.
1.3 [gedaagde 2] heeft onweersproken gesteld dat Congo geen zekerheid heeft gesteld. Congo
wordt dan ook in de hoofdzaak jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk verklaard en wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde 2].
2. De beslissing
De rechtbank,
in de hoofdzaak jegens [gedaagde 2]
verklaart Congo niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt Congo in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 2] bepaald op € 2.000,00 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak jegen[gedaagde 2]aagde 1]
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
625/1548