ECLI:NL:RBROT:2006:AZ7251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BC 05/4650-PEE
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing gebruik woord 'bank' in handelsnamen door De Nederlandsche Bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, handelend onder de namen De Bankgarantieshop, Nationale Bankgarantie en Bankgarantienet, en verweerster, De Nederlandsche Bank N.V. Eiser verzocht om een ontheffing van het verbod om het woord 'bank' te gebruiken in zijn handelsnamen, zoals vastgelegd in artikel 83 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992). De Nederlandsche Bank had deze ontheffing geweigerd, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden die in de wet zijn gesteld. Eiser stelde dat het gebruik van het woord 'bankgarantie' niet in strijd was met de wet, omdat dit een zelfstandig begrip is en niet een vorm van het woord 'bank'. De rechtbank oordeelde echter dat het gebruik van het woord 'bank' in de handelsnamen van eiser in strijd was met artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992, omdat het niet duidelijk was dat zijn onderneming niet op de financiële markten actief was. De rechtbank bevestigde dat de beleidslijn van De Nederlandsche Bank, die slechts in zeer uitzonderlijke gevallen ontheffingen verleent, redelijk was. Eiser's beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de N.V. Nationale Borgmaatschappij, die geen 'bank' in haar naam heeft, niet in dezelfde situatie verkeerde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de weigering van de ontheffing door De Nederlandsche Bank.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: BC 05/4650-PEE
Uitspraak
in het geding tussen
[Eiser], handelend onder de namen De Bankgarantieshop, Nationale Bankgarantie, en Bankgarantienet, wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. J. E. van der Wolf, advocaat te Soest,
en
De Nederlandsche Bank N.V., verweerster,
gemachtigde mr. C.A. Doets, advocaat te Amsterdam.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 9 juni 2005 heeft verweerster aan eiser, die handelt onder de namen De Bankgarantieshop, Nationale Bankgarantie en Bankgarantienet, geweigerd een ontheffing te verlenen op grond van artikel 83, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (hiena: Wtk 1992) van het verbod om het woord 'bank' in de naam of bij de uitoefening van het bedrijf te gebruiken.
Tegen dit besluit heeft de gemachtigde van eiser bij brief van 16 juni 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 6 september 2005 heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft de gemachtigde van eiser bij brief van 3 oktober 2005 beroep ingesteld.
Verweerster heeft bij brief van 12 januari 2006 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2006. Aanwezig waren eiser en zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die zich heeft laten vergezellen door mr. K. van Emmerik.
2. Overwegingen
2.1 Feiten en omstandigheden
Eiser, daarbij gebruik makend van de handels- en internet domeinnamen 'De Bankgarantieshop', 'Nationale Bankgarantie' en 'Bankgarantienet', oefent een onderneming uit welke zich bezighoudt met het verstrekken van borgstellingen ten behoeve van particulieren. Eiser richt zich met zijn onderneming, via het internet, op particuliere kopers van woonhuizen die, in plaats van het storten van een waarborgsom onder de notaris, een bankgarantie willen doen stellen. Voorts richt eiser zich op tussenpersonen die onder meer werkzaam zijn in de hypotheekbranche. Ten tijde van het geschil handelde eiser niet voor eigen rekening en risico, maar trad op als gevolmachtigde namens de N.V. Nationale-Borgmaatschappij, handelend onder de naam 'de Nationale Borg'. De N.V. Natonale-Borgmaatschappij is een verzekeringsbedrijf dat een vergunning heeft als bedoeld in [de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993] om borgstellingen te (mogen) verstrekken.
2.2 Wettelijke kader
Artikel 83 van de Wtk 1992 luidt als volgt:
" 1. Aan ondernemingen en instellingen, die niet ingevolge artikel 52, tweede lid, zijn geregistreerd, is het
verboden het woord 'bank' of vertalingen of vormen daarvan te bezigen in hun naam of bij de uitoefening van hun bedrijf, tenzij zulks in zodanige samenhang geschiedt, dat daaruit duidelijk blijkt, dat de desbetreffende onderneming of instelling niet werkzaam is op financiële markten.
2. Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing op:
a. de Bank;
b. de representatieve organisaties; en
c. iedere in een andere Lidstaat gevestigde onderneming of instelling die van de toezichthoudende autoriteit van die andere Lidstaat een voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling benodigde vergunning heeft verkregen.
3. Onze Minister kan vrijstelling verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod. Onze Minister kan aan de vrijstelling beperkingen stellen of voorschriften verbinden.
4. De Bank kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod. De Bank kan aan de ontheffing beperkingen stellen of voorschriften verbinden.".
2.3 Standpunt van verweerster
Verweerster heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser, - nu geen sprake is van een van de uitzonderingen zoals bedoeld in artikel 83, tweede en het derde lid van de Wtk 1992 -, artikel 83, eerste lid van de Wtk 1992 overtreedt door het gebruik van de handels- en domeinnamen 'De Bankgarantieshop', 'Nationale Bankgarantie', en 'Bankgarantienet'. Verweerster heeft hierbij overwogen dat het gebruik van het woord 'bank' in vorenvermelde handels- en domeinnamen niet in zodanige samenhang geschiedt dat daaruit duidelijk blijkt dat de onderneming niet werkzaam is op de financiële markten. Verweerster heeft voorts overwogen dat eiser actief is op de financiële markten nu het aangeboden product - een bankgarantie - financieel van aard is en eiser met dit product zich nadrukkelijk richt op het publiek. Verweerster is van mening dat er een aanzienlijke kans bestaat dat de door eiser gebruikte namen bij het publiek tot verwarring leiden, nu geen sprake is van het verstrekken van een bankgarantie door een bank.
Voorts heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding aanwezig is om aan eiser op grond van artikel 83, derde lid, van de Wtk 1992 ontheffing te verlenen. Verweerster heeft hierbij overwogen beleid te voeren dat er op neerkomt dat alleen in zeer uitzonderlijke situatie ontheffing wordt verleend. In het onderhavige geval is hiervan volgens verweerster geen sprake.
2.4 Standpunt van eiser
Eiser heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van overtreding van het verbod van artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992. Subsidiair heeft eiser gesteld dat, indien sprake is van overtreding van artikel 83, eerst lid, van de Wtk 1992, verweerster bij haar weigering om aan hem een ontheffing van het verbod te verlenen zijn belangen onvoldoende heeft meegewogen. Voorts heeft eiser een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel.
Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft eiser - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Eiser meent dat artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992 betrekking heeft op het gebruik van het woord bank of vormen daarvan, zoals in 'Circulatiebank', 'Depositobank', 'Discontobank', 'Girobank', 'Volkskredietbank' of 'Wisselbank'. Het woord bankgarantie is een zelfstandig begrip, en geen afgeleide van het woord 'bank', noch is het daar een vorm van. Het woord 'bankgarantie' is een vorm van het woord 'garantie', zijnde een borgstelling, borgtocht of zekerheid.
Ter zitting is namens eiser aangevoerd dat het woord 'bankgarantie' in het spraakgebruik en het maatschappelijk leven een bredere betekenis heeft dan de door verweerster voorgestane uitleg, te weten een garantie verstrekt door een bank. Voorts is namens eiser ter zitting aangegeven dat het publiek bekend is met de omstandigheid dat een bankgarantie niet alleen door banken kan worden verstrekt, maar ook door andere aanbieders, zijnde niet-banken. Het woord 'bankgarantie' dient dan ook te worden gekwalificeerd als een soortnaam voor borgstellingen. Het verbod van artikel 83 van de Wtk 1992 dient te voorkomen dat ten onrechte de indruk wordt gewekt dat een instelling of onderneming die het woord 'bank' in zijn naam gebruikt zelf een bankinstelling is. De aanduiding 'shop' of 'net' in combinatie met het woord 'bank' geeft aan dat eisers onderneming niet een bank(instelling) betreft, maar dat sprake is van een onderneming die handelt in bankgaranties.
Voorts heeft eiser betoogd zich op een select publiek te richten, namelijk degene die deskundig genoeg is om op het internet de weg naar eisers product te vinden. Klanten van eiser worden ook geïnformeerd dat de garantie door eiser wordt verstrekt op basis van een volmacht van de N.V. Nationale-Borgmaatschappij. Eiser heeft aangegeven dat, voorzover er verwarring omtrent de aard van zijn onderneming zou kunnen ontstaan, op de web-site van zijn onderneming een tekst kan worden opgenomen, inhoudende dat de Bankgarantieshop geen kredietinstelling is.
Eiser heeft aangevoerd dat de N.V. Natonale-Borgmaatschappij bij de uitoefening van haar bedrijf het woord bankgarantie gebruikt en dat verweerster tegen dit bedrijf niet is opgetreden, zodat verweerster in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt.
Tot slot heeft eiser aangevoerd dat hij ten gevolge van handhaving van het verbod aanzienlijke financiële schade zal lijden en mogelijk zijn onderneming zal moeten staken. Voorts heeft verweerster onvoldoende gewogen dat eiser handelt met volmacht van een onderneming die beschikt over een vergunning ingevolge de Wts en derhalve borgstellingen mag verstrekken, zodat de verwarring, als daar overigens al sprake van zou zijn, minimaal is en handhaving van het verbod niet vereist is.
2.5 Beoordeling
In geschil is het antwoord op de vraag of eiser door het gebruik van het woord 'bank' in de handels- en internet domeinnamen 'De Bankgarantieshop', 'Nationale Bankgarantie', en 'Bankgarantienet' het verbod van artikel 83 van de Wtk 1992 overtreedt, aangezien het gebruik van het woord 'bank' niet in zodanige samenhang geschiedt dat daaruit duidelijk blijkt dat zijn onderneming niet werkzaam is op de financiële markten. In sprake ia van handelen in strijd met genoemde bepaling dient te worden beoordeeld of verweerster in redelijkheid heeft kunnen weigeren eiser hiervan ontheffing te verlenen.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Niet in geding is dat in de door eiser gebruikte handels- en internet domeinnamen 'Nationale Bankgarantie', 'Bankgarantieshop' en 'Bankgarantienet' het woord 'bank' voorkomt.
Voorts is niet in geding dat eiser niet een onderneming c.q. instelling is als bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Wtk 1992. Derhalve is op de door eiser gebezigde handels- en internet domeinnamen het verbod ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992 van toepassing, tenzij het gebruik van het woord ‘bank’ in zodanige samenhang geschiedt dat daaruit duidelijk blijkt dat eisers onderneming niet werkzaam is op de financiële markten.
Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 43 van de Wtk 1978, de voorloper van het huidige artikel 83 van de Wtk 1992, volgt dat de wetgever met voornoemde verbodsbepaling heeft beoogd het gebruik van het woord 'bank' te beschermen en het woord 'bank' nadrukkelijk heeft willen doen voorbehouden aan onder toezicht staande- kredietinstellingen, teneinde het publiek kenbaar te maken dat het zijn geld in dat geval toevertrouwt aan een bonafide instelling.
De rechtbank leidt hieruit af dat de wetgever heeft beoogd elke verwarring voor het publiek ten aanzien van de aard van de onderneming of instelling die het woord 'bank' of vertalingen of vormen daarvan in zijn naam (of bij de uitoefening van zijn bedrijf) gebruikt te voorkomen. Deze verwarring is mogelijk wanneer een onderneming of instelling, die niet ingevolge artikel 52, tweede lid, van de Wtk 1992 is geregistreerd, op de financiële markt actief is en in zijn naam het woord 'bank' of een vorm daarvan gebruikt.
Anders dan eiser meent is de rechtbank van oordeel dat eiser het woord ‘bank’ gebruikt in de naam van zijn bedrijf. Het antwoord op de vraag of het woord ‘bankgarantie’ al dan niet een vervoeging of vorm van het woord ‘bank’ is, is daarbij niet van belang nu het woord ‘bank’ deel is van het woord ‘bankgarantie’. Het verbod van artikel 83 van de WTK 1992 is dan ook in geding.
De rechtbank is met verweerster van oordeel dat het gebruik van het woord 'bank' in het onderhavige geval niet in zodanige samenhang geschiedt dat daaruit duidelijk blijkt dat de onderneming van eiser niet werkzaam is op de financiële markt.
De rechtbank merkt hierbij op dat het aanbieden van bankgaranties gekwalificeerd dient te worden als het aanbieden van een financieel product. Nu eiser zich met dit product tot het publiek richt begeeft eiser zich op de financiële markten. De stelling van eiser dat hij zich richt op een beperkt publiek, te weten particuliere kopers van huizen en tussenpersonen op die markt, acht de rechtbank onjuist, aangezien de groep potentiële huizenkopers onbeperkt is. Ook de omstandigheid dat eiser zich mede op tussenpersonen in onder meer de hypotheekbranche richt leidt niet tot een ander oordeel
Niet gebleken is dat in het algemene taalgebruik het woord 'bankgarantie' een bredere betekenis heeft in de zin van 'borgstelling'. De rechtbank acht eisers stelling, dat het klanten op voorhand duidelijk is dat een bankgarantie ook verkregen kan worden van instellingen niet-zijnde banken, dan ook onjuist.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerster zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser in strijd met artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992 het woord 'bank' gebruikt in de handels- en internet domeinnamen 'De Bankgarantieshop', 'Nationale Bankgarantie' en 'Bankgarantienet'.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verweerster bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid de ontheffing heeft kunnen weigeren, dan wel anderszins heeft gehandeld in strijd met enig geschreven of ongeschreven algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Namens verweerster is gesteld dat, gelet op de doelstelling van de Wtk 1992, waaruit voortvloeit dat verwarring bij het publiek zo veel mogelijk moet worden voorkomen, met betrekking tot het verlenen van ontheffing ingevolge artikel 83, vierde lid, van de Wtk 1992 het beleid wordt gevoerd dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen een ontheffing wordt verleend. Verweerster heeft in dit verband aangegeven dat in de praktijk tot nu toe bijna uitsluitend ontheffingen verleend zijn aan ondernemingen of instellingen die hetzij zelf een (buiten de EU gevestigde) onder toezicht staande kredietinstelling zijn, hetzij aan een dergelijke kredietinstelling gelieerd zijn, voorheen vergunninghoudende ondernemingen of instellingen in liquidatie of een vertegenwoordigend kantoor van een onder toezicht staande kredietinstelling uit een niet EU/EER-lidstaat.
In de uitspraken van 16 februari 1982 en 26 oktober 1982 (gepubliceerd in AB 1983/324 en AB 1983/324) heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven het door verweerster ten aanzien van artikel 43, van de WTK 1978 gevoerde beleid bestendigd en geoordeeld dat verweerster in redelijkheid de beleidslijn heeft kunnen ontwikkelen dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden een ontheffing wordt verleend. Nu de strekking van artikel 83 van de WTK 1992 overeenkomt met de strekking van artikel 43 van de WTK 1978, heeft deze jurisprudentie haar gelding behouden. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het gevoerde beleid een redelijke bevoegdheidsuitoefening niet te buiten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de toepasselijkheid van dit beleid in het onderhavige geval dat eiser niet voldoet aan de hiervoor vermelde situaties. Evenmin is de rechtbank gebleken dat verweerster niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat in het onderhavige geval van een zeer uitzonderlijke situatie geen sprake is. De rechtbank is niet gebleken dat eisers situatie dusdanig is dat hiermee bij het maken van het beleid geen rekening gehouden had kunnen worden.
Anders dan namens eiser is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verweerster eisers belangen voldoende heeft meegewogen in haar oordeelsvorming. Derhalve kan niet worden gezegd dat verweerster, na afweging van alle belangen, niet in redelijkheid tot toepassing van het beleid ten aanzien van eiser heeft kunnen komen. Ter zitting is overigens nog gebleken dat bij het zoeken op internet op het trefwoord 'bankgaranties', ook, en niet als laatste, ondernemingen worden gevonden die een zelfde product aanbieden als eiser, maar die niet het woord 'bank' of vormen daarvan in hun naam voeren. Voor de rechtbank is dan ook niet aannemelijk geworden dat eiser door het verbod van artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992 en het weigeren door verweerster van het verlenen van ontheffing op grond van artikel 83, vierde lid, van de Wtk 1992 in de onmogelijkheid komt te verkeren zijn activiteiten voor te zetten.
Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel dient te falen. De rechtbank stelt vast dat het woord 'bank' niet voorkomt in de naam van de N.V. Nationale Borgmaatschappij, zodat niet kan worden volgehouden dat verweerster gelijke gevallen ongelijk behandelt. Het standpunt van eiser dat verweerster ten onrechte niet optreedt tegen de N.V. Nationale Borgmaatschappij omdat deze in de uitvoering van zijn activiteiten het woord bankgarantie gebruikt, kan de rechtbank niet volgen, nu namens verweerster ter zitting is aangegeven dat het verbod van artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992 in dit geval is beperkt tot het gebruik van het woord in de naam van de onderneming, maar dat het eiser evenwel vrij staat om bij het verrichten van zijn activiteiten het woord 'bankgarantie' te gebruiken.
Ook voor het overige is de rechtbank niet gebleken van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot gegrondverklaring van het beroep, zodat dit ongegrond verklaard dient te worden.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C.J. Peeck.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. A.J.J. van der Vlist, griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2006.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerster kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.