ECLI:NL:RBROT:2006:AZ8972
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- K.L. van Zetten
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis en beoordeling van betekening
In deze zaak komt de opposante in verzet tegen een verstekvonnis dat in 1992 is gewezen door de kantonrechter van het toenmalige Kantongerecht te Rotterdam. De opposante stelt dat het verstekvonnis niet in persoon aan haar is betekend en dat zij pas op 7 december 2005 voor het eerst bekendheid heeft gekregen met de inhoud van het verstekvonnis. Hierdoor meent zij dat de verzettermijn pas op die datum is aangevangen. De geopposeerde, Iebe Lease B.V., heeft deze stelling niet betwist.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de verzetdagvaarding en de conclusies van antwoord en repliek. De opposante heeft aangevoerd dat het verstekvonnis van 19 november 1992 niet aan haar in persoon is betekend. De kantonrechter concludeert dat er geen bewijs is dat het verstekvonnis aan de opposante is betekend voor 7 december 2005. Dit betekent dat het verzet tijdig is ingesteld, conform de oude regels van het procesrecht.
De kantonrechter wijst erop dat het geding in oppositie op dezelfde wijze verloopt als een direct contradictoire procedure. Het exploot van verzet geldt als conclusie van antwoord. Om de gegrondheid van de oorspronkelijke vordering van Iebe Lease te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk dat de originele dagvaarding van 6 oktober 1992 in het geding wordt gebracht. Dit processtuk is momenteel niet meer voorhanden binnen de rechtbank. Iebe Lease krijgt de gelegenheid om dit stuk in het geding te brengen.
De kantonrechter houdt alle overige beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 augustus 2006, zodat Iebe Lease de kans krijgt om de oorspronkelijke dagvaarding in te dienen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.