ECLI:NL:RBROT:2007:AZ6560

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
186417 / HA ZA 02-2463
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Hoogheemraadschap voor schade door wateroverlast na hevige regenval

In deze zaak vorderden eisers schadevergoeding van het Hoogheemraadschap van Schieland wegens wateroverlast die was ontstaan na hevige regenval op 19 september 2001. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat het Hoogheemraadschap niet onrechtmatig had gehandeld. De eisers, aangeduid als '[eiser]' en '[eiseres]', stelden dat het Hoogheemraadschap zijn zorgplicht niet had nageleefd door onvoldoende maatregelen te nemen om de waterstanden te beheersen. De rechtbank onderzocht de zorgplicht van het Hoogheemraadschap op basis van de Wet op de waterhuishouding en concludeerde dat het Hoogheemraadschap adequaat had gereageerd op klachten over het waterpeil. De rechtbank stelde vast dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun stellingen dat het Hoogheemraadschap onzorgvuldig had gehandeld. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van het Hoogheemraadschap waren vastgesteld op € 1.808,00 aan salaris voor de procureur en € 193,00 aan vast recht. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de kostenveroordeling betrof. De uitspraak vond plaats op 10 januari 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 186417 / HA ZA 02-2463
Uitspraak: 10 januari 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage,
- tegen -
HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. W.J. Hengeveld,
advocaten mrs. V.H. Affourtit en L.C. Dufour te Amsterdam.
Eisers blijven hierna ieder afzonderlijk aangeduid als "[eiser]" en "[eiseres]". Gedaagde blijft hierna aangeduid als "het Hoogheemraadschap".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank van 24 mei 2006 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- akte van 21 juni 2006 van eisers;
- antwoordakte van 19 juli 2006 van het Hoogheemraadschap;
- nadere akte van 13 september 2006 van eisers, met een productie;
- akte van 11 oktober 2006 van het Hoogheemraadschap, met een productie.
2 De verdere beoordeling
2.1 Eisers gronden hun vorderingen op onrechtmatige daad.
2.2 In deze procedure staat de zorgplicht van het Hoogheemraadschap ten aanzien van het handhaven van de in de relevante peilbesluiten aangegeven waterstanden centraal. Ingevolge artikel 16 lid 1 Wet op de waterhuishouding draagt het Hoogheemraadschap er zorg voor dat de in de peilbesluiten aangegeven waterstanden zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Van onrechtmatig handelen van het Hoogheemraadschap kan sprake zijn indien, in aanmerking genomen de concrete omstandigheden van het geval en de verschillende bij zijn beleid betrokken belangen en zijn beperkte middelen, het Hoogheemraadschap beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven. Daarbij is van belang dat van het Hoogheemraadschap mag worden verwacht dat het op binnenkomende klachten over het waterpeil adequaat reageert door naar aanleiding daarvan een onderzoek in te stellen en, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen. Aan het Hoogheemraadschap komt bij het uitvoeren van zijn taken een zekere beleidsvrijheid toe.
2.3 Eisers dragen de bewijslast van de feiten waaruit zou voortvloeien dat het Hoogheemraadschap jegens hen de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid niet in acht heeft genomen, als gevolg waarvan zij schade hebben geleden. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij heeft overwogen bij voornoemd tussenvonnis onder 5.3, 5.4 en 5.5.
2.4 Eisers zijn in de gelegenheid gesteld bij akte hun stellingen deugdelijk (nader) onderbouwd te preciseren, waarbij zij ten aanzien van elk afzonderlijk verwijt aan het adres van het Hoogheemraadschap dienden aan te geven, welke concrete feiten en omstandigheden zij aan dat verwijt ten grondslag leggen, wat zij dienaangaande willen bewijzen én op welke wijze zij dat bewijs willen leveren. Bovendien dienden zij het causale verband tussen de verweten gedraging(en) en de gestelde schade aan te geven. Eisers zijn tevens in de gelegenheid gesteld bij akte het reeds in januari 2006 bij gelegenheid van de (schriftelijke) pleidooien aangekondigde TNO-rapport in het geding te brengen. Voorts zijn eisers in de gelegenheid gesteld het schaderapport van CED Nomex, waarop zij zich in de procedure hadden beroepen, maar hetgeen zij niet hadden overgelegd - ook niet bij pleidooi nadat het Hoogheemraadschap bij conclusie van dupliek onder 35 aandacht had gevraagd voor het feit dat het rapport nog niet was overgelegd - alsnog in het geding te brengen, alsmede om een deugdelijk onderbouwde en gespecificeerde schadeopstelling in het geding te brengen.
2.5 Bij akte van 21 juni 2006 hebben eisers slechts namen en adressen opgegeven van acht getuigen die zij wensen te doen horen. Nadat het Hoogheemraadschap bij antwoordakte heeft uiteengezet op welke punten eisers niet hadden voldaan aan hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis van 24 mei 2006 onder 5.3, 5.4 en 5.5 had aangegeven, hebben eisers de rechtbank toestemming verzocht om alsnog een nadere akte te nemen. Die toestemming is verleend. Bij nadere akte van 13 september 2006 hebben eisers vervolgens slechts een situatietekening overgelegd en enkele aan het Hoogheemraadschap gemaakte verwijten herhaald. Eisers hebben bij akte en bij nadere akte, zonder hieromtrent enige toelichting te verstrekken, (wederom) verzuimd het schaderapport van CED Nomex en/of een schadeopstelling in het geding te brengen. Evenmin hebben eisers hun stellingen nader gespecificeerd en/of hun bewijsaanbod geconcretiseerd.
2.6 Omtrent het TNO-rapport delen eisers bij nadere akte van 13 september 2006 mede bij TNO navraag te hebben gedaan en TNO ook te hebben verzocht een rapportage op te maken. TNO zou echter nog met een opdracht van een ander waterschap bezig zijn. Zodra die opdracht zou zijn afgerond, zou TNO deze zaak gaan onderzoeken. Deze stellingen van eisers zijn niet te rijmen met hetgeen eisers bij gelegenheid van het schriftelijke pleidooi van 11 januari 2006 nog hadden gesteld, namelijk onder meer (op pagina's 2 en 5):
"Gelijk al eerder aangekondigd hebben eisers inmiddels TNO verzocht een deskundigenrapport uit te brengen terzake van de verwijten welke eisers het Hoogheemraadschap van Schieland maken. TNO heeft echter nog steeds zijn rapportage niet afgeleverd zodat eisers nog steeds niet in staat zijn om dat rapport in het geding te brengen. Eisers moge Uw Rechtbank dan ook verzoeken de zaak verder aan te houden in afwachting van het betreffende rapport.
(…)
TNO heeft ook naar de verwijten die [eiser] het Hoogheemraadschap maakt een onderzoek ingesteld.
Het rapport is nog niet voorhanden en [eiser] biedt aan dat rapport alsnog in het geding te brengen.
(…)
Hetzelfde geldt voor [eiseres]."
2.7 De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat eisers de rechtbank ten tijde van het pleidooi onjuist hebben voorgelicht. Immers, eisers hebben medegedeeld dat TNO op verzoek van eisers een onderzoek had ingesteld naar de door eisers aan het Hoogheem-raadschap gemaakte verwijten, maar dat TNO "nog steeds" zijn rapportage niet had afgeleverd, om welke redenen eisers verdere aanhouding van de zaak wensten. Uit de nadere akte van 13 september 2006 van eisers blijkt echter dat TNO tot die datum nog geen onderzoek had verricht. Om deze reden en gelet op het door het Hoogheem-raadschap gemaakte bezwaar tegen (verdere) vertraging van deze procedure (pleitnotities schriftelijk pleidooi, tweede termijn, onder 3) en het bepaalde in artikel 20 Rv, zal de rechtbank er niet toe overgaan in dit stadium van de procedure nog een deskundigen-onderzoek te gelasten naar de gegrondheid van de verwijten die eisers het Hoogheemraadschap maken.
2.8 Eisers hebben hun stellingen dat afdoende bergingscapaciteit in de polder ontbrak onvoldoende geconcretiseerd. Eisers hebben niet aangegeven welke bergingscapaciteit aanwezig was, noch welke bergingscapaciteit in hun visie aanwezig had behoren te zijn, noch op welke gronden het Hoogheemraadschap kan worden verweten dat die bergings-capaciteit niet aanwezig was.
2.9 Eisers hebben het Hoogheemraadschap verweten dat onvoldoende is voorbemalen voor de te verwachten natte periode. Eisers hebben echter niet aangegeven op welke grond het Hoogheemraadschap ertoe was gehouden over te gaan tot voorbemalen op grond van weersverwachtingen. Het Hoogheemraadschap heeft in dit verband aangevoerd dat aan het (gedurende langere tijd) handhaven van een lager peil ook nadelen zijn verbonden, terwijl op basis van de weersverwachtingen niet voorspeld kan worden in welke polder de neerslag zal vallen en in welke mate dit het geval zal zijn. Eisers hebben deze stellingen van het Hoogheemraadschap niet weersproken. Hetgeen partijen overigens over en weer hebben gesteld over het voorbemalen direct voorafgaande aan de hevige regenval op woensdag 19 september 2001 is naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang in verband met de hierna te bespreken technische storingen die tussen 17 en 19 september 2001 zijn opgetreden en die invloed hebben gehad op de bemaling in die periode.
2.10 Eisers hebben het Hoogheemraadschap verweten dat het gemaal niet functioneerde waardoor geen adequate afvoer van water plaatsvond. Het Hoogheemraadschap heeft erkend dat zich op maandag 17 september 2001 en op dinsdag 18 september 2001 en/of woensdag 19 september 2001 storingen hebben voorgedaan die meebrachten dat de niveaumeting van het betreffende gemaal aan de Anjerweg niet functioneerde. Uit het bij conclusie van antwoord als productie 11 overgelegde memo van 28 september 2001 blijkt het volgende. De eerste storing werd geconstateerd op maandag 17 september 2001. Het Hoogheem-raadschap ontving in het begin van de middag een telefoontje van mevrouw [eiser]. Zij deelde mede dat het waterpeil in de polder te hoog stond. Omdat de oorzaak van storing niet direct kon worden gevonden, werden het vijzelgemaal en de elektrische pomp op handbediening aangezet. Daardoor bleven de gemalen continu doordraaien. Het peil dat op dat moment circa 30 cm te hoog stond was aan het einde van de dag al circa 20 cm gezakt. De volgende dag, dinsdag 18 september 2001, bleek het waterpeil gezakt tot 30 cm beneden schouwpeil. De storing werd verholpen en de automatische bedrijfsvoering werd wederom ingesteld. Op woensdag 19 september 2001 ontving het Hoogheemraadschap omstreeks 09.00 uur nogmaals een telefoontje van mevrouw [eiser]. Zij deelde mede dat het waterpeil in de polder weer hoger was. Er werd direct een controle uitgevoerd. Daarbij bleek dat de niveaumeting wederom niet functioneerde waardoor het vijzelgemaal en de pomp niet automatisch waren aangegaan. Het waterpeil was op dat moment 20 cm te hoog. De pomp en het vijzelgemaal zijn omstreeks 09.15 uur op handbediening aangezet. Vervolgens heeft het de gehele dag hard geregend waardoor er een peilstijging ontstond tot N.A.P. 5.70 meter (circa 1 meter boven schouwpeil).
2.11 Eisers hebben de in het hiervoor genoemde memo weergegeven gang van zaken niet weersproken. Uit die weergave kan worden afgeleid dat het waterpeil op woensdagochtend 19 september 2001 als gevolg van de niet functionerende niveaumeting reeds 20 cm boven schouwpeil stond. Aannemelijk is dat dit een negatieve invloed heeft gehad op de totale peilstijging die op woensdag 19 september 2001 als gevolg van de hevige regenval is opgetreden. Eisers hebben evenwel geen feiten gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de op dinsdag 18 september 2001 en/of woensdag 19 september 2001 opgetreden (tweede) storing is te wijten aan onzorgvuldig handelen of nalaten van het Hoogheemraadschap. Dat storingen zoals de onderhavige optreden, en soms nogmaals optreden nadat de storing lijkt te zijn verholpen, is ook bij zorgvuldig handelen niet altijd te voorkomen. Op het Hoogheemraadschap rust niet een resultaatsverbintenis inhoudende dat al het door hem in te zetten materiaal altijd vlekkeloos dient te functioneren. Anders dan eisers menen (conclusie van repliek onder 20), is het dan ook niet aan het Hoogheem-raad-schap om aan te tonen dat de regenval op woensdag 19 september 2001 van zodanige omvang was dat de schade ook met tijdige voorbemaling en een vlekkeloos functionerende pomp zou zijn ontstaan.
2.12 Op het Hoogheemraadschap rust wel de plicht adequaat te reageren op klachten omtrent een te hoge waterstand. Dankzij de oplettendheid van mevrouw [eiser] is het Hoogheemraadschap er snel op gewezen dat het waterpeil op woensdagochtend 19 september 2001 wederom te hoog was. Op die klacht heeft het Hoogheemraadschap adequaat gereageerd door naar aanleiding daarvan direct een onderzoek instellen en de op dat moment noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen, namelijk direct overschakelen op handbediening.
2.13 Dat het een dag lang hard bleef regenen terwijl het waterpeil aan het begin van die dag als gevolg van een technische storing te hoog stond en de bodem door een eerdere regenperiode reeds verzadigd was, is aan te merken als een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Op grond van die omstandigheden kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat het Hoogheemraadschap onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld of nagelaten. Bijzondere omstandigheden die een dergelijke conclusie wel zouden kunnen rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken.
2.14 Eisers hebben hun bij nadere akte onder 2 en 5 ingenomen standpunt, dat te laat extra pompen zijn ingezet, onvoldoende gemotiveerd. Bij conclusie van repliek onder 12 hebben eisers nog gesteld dat als gevolg van het niet functioneren van "de pomp" in de periode van zware regenval de Overbuurtse Polder met een forse achterstand begon, welke gedurende de zware regenval ook door noodpompen niet tijdig kon worden weggewerkt. Dat het Hoogheemraadschap de beschikking had - of behoorde te hebben - over meer direct op de betreffende locatie inzetbare extra pompen en dat haar onzorgvuldigheid kan worden verweten omdat zij die extra pompen niet eerder heeft ingezet dan zij heeft gedaan, kan uit de stellingen van eisers niet worden afgeleid. Uit de stellingen van eisers is evenmin af te leiden dat er voor het Hoogheemraadschap een bijzondere reden bestond om erop te anticiperen dat juist bij het onderhavige gemaal een storing in de automatische bediening zou optreden. Bovendien zou een dergelijke storing niet tot inzet van extra pompen hebben behoeven te leiden. Het gemaal en de pomp konden in een dergelijk geval immers op handbediening worden aangezet waarna zij op volle capaciteit zouden kunnen functioneren. Dat die volle capaciteit structureel onvoldoende was, is door eisers niet voldoende gemotiveerd gesteld en niet gebleken.
2.15 Hetgeen hiervoor en in het tussenvonnis van 24 mei 2006 is overwogen, leidt ertoe dat de rechtbank tot de conclusie komt dat eisers, in het licht van de gemotiveerde betwisting door het Hoogheemraadschap, onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld, althans onvoldoende gemotiveerd hebben gehandhaafd hun stellingen, dat het Hoogheemraadschap jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld of nagelaten en dat zij dientengevolge schade hebben geleden.
2.16 De slotsom is dat de vorderingen van eisers bij gebreke van een voldoende onder-bouwing dienen te worden afgewezen. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
2.17 Het Hoogheemraadschap heeft aangevoerd dat er in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de rechtbank bij de begroting van de kosten-veroor-deling behoort af te wijken van het liquidatietarief. Als bijzondere omstandigheden noemt het Hoogheemraadschap dat door eisers onjuiste mededelingen zijn gedaan en dat in deze procedure na vier jaren en zes door eisers genomen processtukken nog steeds niet duidelijk is waar de procedure om gaat. Hoewel kritiek mogelijk is op de wijze waarop eisers deze procedure hebben gevoerd, ziet de rechtbank daarin geen aanleiding af te wijken van het liquidatietarief.
3 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vorderingen van eisers;
veroordeelt eisers in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van het Hoogheemraadschap bepaald op € 193,00 aan vast recht en op € 1.808,00 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voor zover het de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729