ECLI:NL:RBROT:2007:AZ8545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
243087 / HA ZA 05/2135
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van meerwaardeverzekeringen en de vraag van ontvankelijkheid in verband met eerdere procedures

In deze zaak heeft Nedspice Sourcing B.V. (voorheen Man-Producten Rotterdam B.V.) een vordering ingesteld tegen de Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. (voorheen Eagle Star Reinsurance Company Limited) op basis van meerwaardeverzekeringen. De vordering betreft een schadevergoeding van US$ 247.552,19, vermeerderd met wettelijke rente, die voortvloeit uit schade aan een partij grondnoten die in 1991 naar Rotterdam werd vervoerd. De rechtbank dient te beoordelen of Nedspice ontvankelijk is in haar vordering, gezien het feit dat een eerdere procedure met een vergelijkbare vordering nog niet in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank overweegt dat het indienen van een nieuwe vordering met dezelfde grondslag in strijd kan zijn met de beginselen van een goede procesorde en kan worden aangemerkt als misbruik van procesrecht. De rechtbank houdt de beslissing aan totdat er een onherroepelijke uitspraak is gedaan in de eerdere procedure. De zaak illustreert de complexiteit van procesrecht en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met vorderingen die voortvloeien uit eerdere rechtszaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 243087 / HA ZA 05/2135
Uitspraak: 24 januari 2007
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDSPICE SOURCING B.V. (voorheen MAN-PRODUCTEN ROTTERDAM B.V.),
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur en advocaat mr. J.G.A. van Zuuren,
- tegen -
de naamloze vennootschap NIEUWE HOLLANDSE LLOYD SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V. (voorheen de rechtspersoon naar Engels recht EAGLE STAR REINSURANCE COMPANY LIMITED),
gevestigd te Woerden,
gedaagde,
procureur mr. H.E. Schweers,
advocaat mr. A.Ch.H. Franken te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als "Nedspice" respectievelijk "NHL".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 12 mei 1997;
- conclusie van eis, met producties;
- conclusie van antwoord, met een productie;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek;
- de bij gelegenheid van de pleidooien overgelegde pleitnotities/pleitaantekeningen.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Man-Producten Rotterdam B.V. (thans genaamd Nedspice en gemakshalve hierna verder te noemen: Nedspice) heeft bij overeenkomsten van 10 september 1990 op basis van C.I.F. – Rotterdam gekocht van de vennootschap naar Zwitsers recht Agronut S.A. (hierna te noemen: Agronut) zeventigduizend zakken Chinese grondnoten voor een bedrag van
US$ 4.187.500,--. .
2.2 De partij grondnoten is op of omstreeks 28 februari 1991 te Yantai, China, aan boord geladen van het zeeschip “Radebeul” voor vervoer naar Rotterdam onder acht schone cognossementen, waarna het zeeschip met de partij grondnoten op of omstreeks 13 mei 1991 in Rotterdam is gearriveerd.
2.3 Agronut heeft in het kader van haar verplichtingen voortvloeiende uit de onder 2.1. bedoelde overeenkomsten aan Nedspice behalve de onder 2.2 bedoelde cognossementen acht verzekeringspolissen (hierna: de hoofdpolissen) geleverd inhoudende acht verzekeringsovereenkomsten met betrekking tot het transport van de partij grondnoten onder voormelde cognossementen. Ingevolge deze verzekeringsovereenkomsten was de rechtspersoon naar Chinees recht The People’s Insurance Company of China (hierna: PICC) in de in die polissen genoemde gevallen en onder de daar gestelde voorwaarden als verzekeraar gehouden tot uitkering van maximaal het verzekerde bedrag ingeval van schade aan de vervoerde grondnoten.
2.4 Agronut heeft tevens via de makelaar Gebr. Sluyter B.V. meerwaardeverzekeringen voor de partij grondnoten tot een verzekerd meerwaardebedrag van US$ 1.168.750,-- afgesloten met verzekeraars, waarvan NHL (voorheen Eagle Star Reinsurance Company Limited) met een aandeel van 70% leidend verzekeraar is.
2.5 De polissen van de onder 2.4 bedoelde meerwaardeverzekeringen zijn orderpolissen en zullen hierna ook als zodanig worden aangeduid. Deze polissen luiden – voor zover
relevant – als volgt:
“Conditions: Covering Ocean Marine Cargo Clause (All Risks) and Ocean Marine Cargo war risks clause of The People’s Insurance Company of China (subject to P.I.C.C.)
(...)
This policy has been issued in 2 copy(ies), one having been accomplished, the other(s) to stand void.
This insurance is subject to English Law and Practice as if this policy has been signed in London and all stipulations of the Marine Insurance Act 1906 and the S.G. Policy Form as laid down in the First Schedule to said Act are applicable in so far as these latter are not in conflict with the terms and conditions mentioned above.”
2.6 Bij lossing en uitlevering bleek dat de partij grondnoten was beschadigd. De schade is door de expert van PICC conform het bepaalde in de hoofdpolissen vastgesteld.
2.7 PICC heeft op 8 juli 1993 met Nedspice een regeling getroffen en aan Nedspice een bedrag dat neerkomt op US$ 1.027.411,56 uitgekeerd.
2.8 Nedspice heeft bij brief van 13 juli 1993 haar vordering onder de meerwaarde-verzekeringen ingediend bij Gebr. Sluyter B.V.
2.9 Nedspice heeft bij dagvaarding van 27 mei 1994 bij deze rechtbank een vordering aanhangig gemaakt tegen NHL strekkende tot betaling aan Nedspice van de tegenwaarde in Nederlandse courant tegen de hoogste koers van de dag van betaling van US$ 247.552,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 1993 althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Deze procedure, bij de rechtbank bekend onder rolnummer 94-2028, zal hierna worden aangeduid als “de eerste procedure”.
2.10 Agronut heeft op 20 januari 1995 een tweede set orderpolissen geëndosseerd aan Nedspice.
2.11 Deze rechtbank heeft bij vonnis van 27 juni 1996, na te hebben vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is op de vraag of Nedspice jegens NHL is gelegitimeerd als rechthebbende onder de orderpolissen, – voor zover relevant – als volgt overwogen:
“Naar Nederlands recht is voor de levering van een recht aan order behalve bezitsverschaffing endossement vereist. Het enkele indienen van de meerwaardepolissen bij Gebr. Sluyter B.V., zonder dat daaruit blijkt dat de polissen door Agronut zijn geëndosseerd, is derhalve onvoldoende om eiseres als rechthebbende onder de meerwaardepolissen te legitimeren.
Nu eiseres niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken de stelling van gedaagde dat de onder 2.4 bedoelde meerwaardepolissen niet zijn geëndosseerd – zij heeft slechts aangevoerd dat zij niet weet of de bedoelde meerwaardepolissen zijn geëndosseerd – moet als ten processe vaststaand worden aangenomen dat de meerwaardepolissen niet zijn geëndosseerd en eiseres zich jegens gedaagde niet deugdelijk als rechthebbende onder die polissen heeft gelegitimeerd. Daaruit volgt verder dat geen levering heeft plaatsgevonden, en dus dat eiseres niet jegens gedaagde als vorderingsgerechtigde onder die polissen kan worden aangemerkt. Dat eiseres anderszins vorderingsgerechtigd jegens gedaagde onder meerbedoelde polissen is geworden, gelijk zij kennelijk heeft willen betogen, valt niet in te zien.”
2.12 Op 27 september 1996 heeft Nedspice hoger beroep tegen voornoemd vonnis ingesteld bij het gerechtshof ’s-Gravenhage (geregistreerd onder rolnummer 97/1233). In dit hoger beroep heeft Nedspice nog geen memorie van grieven genomen.
3 De vordering
De vordering luidt om NHL bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Nedspice te voldoen de tegenwaarde in Nederlandse courant tegen de hoogste koers van de dag van betaling van US$ 247.552,19, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juli 1993, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van NHL in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Nedspice aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Agronut heeft op 20 januari 1995 de tweede set originele copie-polissen met betrekking tot de meerwaardeverzekeringen rechtsgeldig aan Nedspice geëndosseerd. Nedspice is derhalve vorderingsgerechtigd jegens NHL op basis van de meerwaardeverzekeringen.
3.2 Nedspice heeft schade geleden die onder de meerwaardeverzekeringen is verzekerd. De schade bedraagt US$ 353.645,99.
3.3 NHL heeft een aandeel van 70% in de meerwaardeverzekeringen, en is derhalve jegens Nedspice gehouden om US$ 247.552,19 aan Nedspice te voldoen.
3.4 NHL is sinds 13 juli 1993, de dag waarop de vordering van Nedspice onder de meerwaardeverzekeringen is ingediend, in verzuim.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van Nedspice althans afwijzing van de vordering, met veroordeling van Nedspice bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding.
NHL heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Nedspice legt, ondanks de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 juni 1996 en ondanks het feit dat zij tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld, in de onderhavige procedure dezelfde vordering op basis van dezelfde grondslag wederom ter beoordeling aan de rechtbank voor. Dit is in strijd met de eisen van een goede procesorde (in het bijzonder het ne bis in idem-beginsel), met artikel 3:303 BW en levert misbruik van procesrecht op.
4.2 Nedspice is, mocht zij ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, niet vorderingsgerechtigd onder de meerwaardeverzekeringen op basis van de tweede set orderpolissen. Deze tweede set betreft duplicaatpolissen en alleen de originele polissen belichamen de vordering uit hoofde van de verzekeringsovereenkomsten. Bovendien heeft endossement van verzekeringspolissen nadat de goederen waarop de verzekeringsovereenkomst ziet reeds zijn geleverd geen effect.
4.3 Indien wordt geoordeeld dat Nedspice een vorderingsrecht heeft op basis van de meerwaardeverzekeringen, is de vordering van Nedspice verjaard.
4.4 Als de vordering van Nedspice inclusief wettelijke rente zou worden toegewezen, dient de verschuldigde wettelijke rente op grond van artikel 6:119a lid 5 BW te worden gematigd, omdat de vertraging in de voldoening van de geldsom is te wijten aan de extreem lange periode (8 jaar) die Nedspice heeft genomen om de conclusie van repliek te concipiëren.
5 De beoordeling
5.1 Nedspice grondt haar vordering op de meerwaardeverzekeringen, zoals neergelegd in de daarvan opgemaakte polissen. Zij stelt dat zij vorderingsgerechtigd is op basis van deze verzekeringen omdat deze rechtsgeldig aan haar zijn geleverd door Agronut. Levering is geschied door middel van bezitsverschaffing en endossement van de tweede set originele polissen, al staat daarop ook het woord “copy”.
5.2 NHL stelt zich primair op het standpunt dat Nedspice niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. NHL is van mening dat Nedspice in strijd handelt met de eisen van een goede procesorde en/of met artikel 3:303 BW en/of misbruik maakt van procesrecht door een vordering ter beoordeling aan de rechtbank voor te leggen, terwijl de rechtbank reeds in een eerdere procedure over dezelfde vordering op basis van dezelfde grondslag een oordeel heeft gegeven, en tegen dit oordeel bovendien nog hoger beroep aanhangig is.
5.3 Nedspice erkent dat de vordering in de eerste procedure gelijk is aan de vordering in de onderhavige procedure, maar betwist dat sprake is van dezelfde grondslag, althans betwist dat het hier om dezelfde zaken gaat. In dit verband wijst Nedspice erop dat de vordering in de eerste procedure werd gebaseerd op de eerste set originele orderpolissen, terwijl de vordering in de onderhavige procedure is gebaseerd op de tweede set originele orderpolissen.
5.4 De rechtbank is van oordeel dat Nedspice in de onderhavige procedure dezelfde vordering op basis van dezelfde grondslag aanhangig heeft gemaakt als in de eerste procedure. In beide procedures is de vordering gegrond op de meerwaardeverzekeringen op basis waarvan Nedspice stelt gerechtigd te zijn tot uitkering. Dat de gestelde levering van de meerwaardeverzekeringen in de onderhavige procedure is gebaseerd op endossement van een andere set polissen dan in de eerste procedure, doet hier niet aan af. Het betreft hooguit een verschil in onderbouwing van dezelfde grondslag.
5.5 Hiervan uitgaande en in aanmerking nemende dat het vonnis van de rechtbank in de eerste procedure nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, dient te worden beoordeeld of het entameren van de onderhavige procedure door Nedspice in strijd is met de beginselen van een goede procesorde of artikel 3:303 BW of misbruik van procesrecht oplevert, en Nedspice om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
5.6 Gegeven het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, behoort een vordering met dezelfde inhoud in beginsel niet opnieuw ter beoordeling aan de rechtbank te worden voorgelegd. Doet de eisende partij dit toch, dan levert dat misbruik van procesrecht op. Dit leidt uitzondering indien zich na de beslissing van de rechtbank in de eerdere procedure een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan of indien men feiten en omstandigheden kan aanvoeren waarmee de rechter indertijd bij het geven van zijn beslissing geen rekening heeft gehouden. Bij de beoordeling hiervan kan van belang zijn of de betreffende stellingen in het hoger beroep van de eerste procedure aan de orde konden of kunnen worden gesteld.
5.7 Niet ter discussie staat dat de in deze tweede procedure aangevoerde omstandigheid dat Agronut de tweede set orderpolissen aan Nedspice heeft geëndosseerd zich reeds heeft voorgedaan ten tijde van de eerste procedure. Evenmin staat ter discussie dat deze omstandigheid in de eerste procedure onder de aandacht van de rechtbank is gebracht. Echter, in geschil is of de rechtbank in de eerste procedure (tevens) rekening heeft gehouden met deze omstandigheid. NHL stelt zich ter zake op het standpunt dat de rechtbank met de zinsnede in haar vonnis “Dat eiseres anderszins vorderingsgerechtigd jegens gedaagde onder meerbedoelde polissen is geworden, gelijk zij kennelijk heeft willen betogen, valt niet in te zien” doelt op de achteraf geëndosseerde duplikaten. Nedspice stelt zich daarentegen op het standpunt dat de rechtbank met deze zinsnede uitsluitend heeft willen afrekenen met de gemotiveerde stelling van Nedspice dat een geldig endossement in het geheel niet vereist zou zijn om vorderingsgerechtigd te zijn.
5.8 Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven wat de rechtbank met genoemde zinsnede heeft bedoeld. Immers, ongeacht de strekking van bedoelde zinsnede heeft Nedspice de mogelijkheid om haar stellingen ten aanzien van de tweede set orderpolissen (waarbij de rechtbank thans in het midden laat of deze set als originelen of kopieën dient te worden aangeduid) ter gelegenheid van het hoger beroep tegen het vonnis in de eerste procedure aan de orde te stellen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 5.6 heeft overwogen, leidt dit er toe dat Nedspice in beginsel misbruik maakt van procesrecht door de onderhavige vordering aanhangig te maken.
5.9 Ter gelegenheid van de gehouden pleidooien is de mogelijkheid aan de orde gekomen dat het hof niet tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering van Nedspice op basis van de geëndosseerde tweede set orderpolissen komt, omdat ten tijde van het aanhangig maken van de eerste procedure de vordering nog niet op Nedspice zou zijn overgegaan. De rechtbank is van oordeel dat, indien die situatie zich voordoet, Nedspice geen misbruik maakt van recht door het instellen van de vordering in de onderhavige procedure. Immers, in dat geval geldt niet langer dat Nedspice de stellingen die zij in de onderhavige procedure heeft aangevoerd ook, althans met enige kans op succes, in de appelprocedure tegen het vonnis in de eerste procedure aan de orde kon stellen
5.10 In het licht van het bovenstaande kan beoordeling van de stelling van NHL dat Nedspice (tevens) in strijd handelt met de eisen van een goede procesorde en artikel 3:303 BW achterwege blijven. Indien deze stelling al doel zou treffen, zou dat niet tot een ander oordeel leiden, nu NHL aan deze stelling dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd als aan haar stelling dat Nedspice misbruik van procesrecht maakt.
5.11 Het bovenstaande in aanmerking nemende, zal de rechtbank de beslissing in deze zaak aanhouden totdat er in de procedure die bij deze rechtbank aanhangig was onder rolnummer 94-2028 een onherroepelijke uitspraak (in appel dan wel eventueel in cassatie) is gedaan. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om vervolgens bij akte de gewezen uitspra(a)k(en) in het geding te brengen.
5.12 Indien en voor zover Nedspice heeft bedoeld te stellen (onderdeel 12 conclusie van repliek) dat zij, hoe dan ook, niet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het maken van misbruik van recht omdat het enkel aan de handelwijze van NHL is te wijten dat zij zich gedwongen heeft gezien om nogmaals vergoeding van schade te vorderen op basis van de tweede set polissen, gaat deze stelling niet op. Nu Nedspice de mogelijkheid had en heeft om in appel vergoeding van de door haar geleden schade te vorderen als uitkering onder de meerwaardeverzekeringen, was er, ongeacht de wijze waarop NHL in de visie van Nedspice heeft gehandeld, geen noodzaak om thans reeds dezelfde vordering bij deze rechtbank aanhangig te maken teneinde een uitkering onder de meerwaardeverzekeringen te krijgen.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
houdt deze procedure aan tot dat in de procedure die bij deze rechtbank aanhangig is geweest onder rolnummer 94-2028 een onherroepelijke uitspraak is gedaan;
bepaalt dat partijen nadien een akte nemen als bedoeld in rechtsoverweging 5.11.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. J.F. Koekebakker en mr. J.H. Wansink.
Uitgesproken in het openbaar.
1582/106/70