R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 202218 / HA ZA 03-2096
Uitspraak: 24 januari 2007
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
CONPLACER ENTERPRISES N.V.,
gevestigd te Curaçao, Nederlandse Antillen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CONPLACER HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid XSUNDO B.V.,
gevestigd te De Meern,
eiseressen,
procureur mr. P.J. de Waal,
advocaat mr. C.A.M. Nijhuis te Rotterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EDIPORT HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. W. Haagman,
advocaat mr. drs. M.M. Hoving te Leiden.
Partijen worden hierna aangeduid als "Conplacer Enterprises", "Conplacer Holding", "Xsundo", eiseressen gezamenlijk "Conplacer c.s." respectievelijk "Ediport Holding" en "[gedaagde 2]".
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft Conplacer Enterprises, Xsundo, Ediport Holding en [gedaagde 2] gehoord en heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 26 augustus 2003 en de door Conplacer c.s. overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties;
- akte aan de zijde van Conplacer Enterprises en Xsundo, met een productie;
- de bij gelegenheid van de pleidooien overgelegde pleitnotities.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2004 is Conplacer Holding in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. F.E. Haas tot curator. De curator heeft het geding niet willen overnemen van Conplacer Holding. Ediport Holding en [gedaagde 2] hebben de rechtbank vervolgens ontslag van de instantie ex artikel 27 lid 2 Faillissementswet gevraagd.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Aanvankelijk, in elk geval sedert 1996, was de situatie als volgt: de heer R.L. van Dongen (hierna: Van Dongen) was enig aandeelhouder van Xsundo (destijds genaamd: R.L. van Dongen Beheer B.V.). Xsundo hield alle aandelen in Conplacer Enterprises, die op haar beurt alle aandelen van Conplacer Holding hield. Conplacer Holding hield de aandelen van meerdere vennootschappen, waaronder Ediport International B.V. (later genaamd Conplacer Information Technology B.V., hierna: Conplacer IT). Van Dongen hield via een andere lijn (ten dele indirect) alle aandelen van Ediport Holding. Ediport Holding hield alle aandelen van Ediport B.V.
2.2 Op 11 oktober 1996 is een leningsovereenkomst gesloten tussen Ediport Holding, Conplacer IT (destijds nog genaamd: Ediport International B.V.), Ediport B.V., Conplacer Enterprises en Conplacer Holding, zijnde destijds alle vennootschappen die (in)direct van Van Dongen waren en (in)direct door Van Dongen werden bestuurd.
Voorafgaande aan die overeenkomst had Ediport Holding alle aandelen in Ediport B.V. verkocht aan Conplacer IT, zulks voor NLG 6.000.000,-. Daarbij bleven de aandelen in Ediport B.V. indirect, zij het via een andere lijn van Van Dongen. Bij de overeenkomst van 11 oktober 1996 heeft Conplacer IT NLG 6.000.000,- in leen ontvangen van Ediport Holding. Tot zekerheid voor de nakoming van haar verplichtingen uit die overeenkomst heeft Conplacer IT zich verbonden om aan Ediport Holding een pandrecht te verlenen op haar aandelen Ediport B.V.
Bij voormelde overeenkomst heeft voorts Conplacer Enterprises zich garant gesteld als hoofdelijk en gezamenlijk schuldenaar voor de verplichtingen van Conplacer IT uit de onderhavige overeenkomst (artikel 5 sub a). Tot zekerheid heeft Conplacer Enterprises zich in dit verband verbonden om aan Ediport Holding een pandrecht te verlenen op haar aandelen Conplacer Holding.
Artikel 6 sub d van de overeenkomst luidt: “Wijzigingen of aanvullingen van deze Overeenkomst zijn uitsluitend geldig indien schriftelijk neergelegd in een door Partijen ondertekende akte.”
2.3 Bij notariële akte van eveneens 11 oktober 1996 is door Conplacer Enterprises ten gunste van Ediport Holding het hiervoor bedoelde pandrecht gevestigd. Uit artikel 1.1 van deze akte volgt dat het pandrecht betrekking had op alle huidige en toekomstige verplichtingen ingevolge of met betrekking tot de onder 2.2. vermelde leningsovereenkomst. Ingevolge artikel 4 van de akte behoort tot het pandrecht het stemrecht van de aandelen.
Met toepassing van artikel 5 van de akte heeft Ediport Holding aan Conplacer Enterprises aanvankelijk toestemming gegeven om zelf het stemrecht betreffende de aandelen Conplacer Holding uit te oefenen.
2.4 Bij notariële “Deed of Pledge” van 24 december 1997 heeft Conplacer Enterprises aan onder meer Ediport Holding verklaard aan laatstgenoemde schuldig te zijn USD 200.000,- en NLG 50.000,-. Tot zekerheid van de nakoming van haar verplichtingen heeft Conplacer Enterprises bij die akte aan Ediport Holding pandrechten verleend op software, trademarks en royalties.
Ingevolge de notariële “Deed of Extension Secured Liab(i)lities” van eveneens 24 december 1997 gelden die pandrechten ook voor de verplichtingen van Conplacer Enterprises uit hoofde van de overeenkomst van 11 oktober 1996.
2.5 Vanaf omstreeks februari 2002 is [gedaagde 2] op verzoek van Van Dongen en/of een of meer van diens vennootschappen intensief betrokken geweest bij een omvangrijke sanering van in elk geval Conplacer Holding en de vennoot-schappen waarvan Conplacer Holding direct of indirect de aandelen hield.
2.6 In een door Van Dongen en [gedaagde 2] namens Conplacer Holding ondertekende brief van 8 april 2002 aan de Belastingdienst betreffende “stille surseance Conplacer Holding c.s.” is onder meer aan de Belastingdienst toegestuurd een “Kwijtscheldingsbrief Ediport Holding B.V.”.
2.7 Op of omstreeks 12 april 2002 hebben Xsundo (destijds nog genaamd R.L. van Dongen Beheer B.V.) en Ediport Holding - beide vertegenwoordigd door Van Dongen - in het kader van de “herstructurering” verklaard dat, op de dag dat met de andere schuldeisers (te weten naast Ediport Holding respectievelijk Xsundo zelf: Rabobank, Fiscus en ING Vastgoed) overeenstemming is bereikt, finaal zal worden kwijtgescholden:
- door Xsundo, van Conplacer Holding, een achtergestelde lening van € 517.366,- met rente;
- door Ediport Holding, van Conplacer Holding, een achtergestelde lening van € 3.376.124,-, waaronder naar uit de processtukken blijkt, is begrepen de onder 2.2 bedoelde lening van € 2.722.681,30 (NLG 6.000.000,-) met rente.
2.8 Bij notariële akte van 22 april 2002 zijn de aandelen Ediport Holding door (indirect) Van Dongen verkocht en geleverd aan (indirect) [gedaagde 2]. De verkoopprijs is daarbij (artikel 2) omschreven als: “the actual net asset value of the Company, plus five (5) times the average net profits realsed over the past thee (3) years of the Company, plus the net profits realised over the next two (2) years of the Company”. Verder is bepaald (artikel 2): “The Purchaser shall pay the purchase price to the Vendor by mutual agreement”.
Na die overdracht van de aandelen is [gedaagde 2] bestuurder van Ediport Holding geworden.
2.9 In een door Van Dongen namens Ediport Holding ondertekende brief van 17 juli 2002 is aan Conplacer Holding geschreven: “(…) De totaalvordering van Ediport Holding BV uit hoofde van de leningovereenkomst van NLG 6 miljoen op de Conplacer Groep is conform jullie opgave en wordt los gezien van bovengenoemde RC vorderingen. Zoals bekend wordt deze vordering van Ediport Holding BV op de Conplacer Groep kwijtgescholden indien de sanering plaats vindt, e.e.a. conform de separate kwijtscheldingsovereenkomst.”
2.10 Op 8 november 2002 heeft Van Dongen aan [gedaagde 2] medegedeeld dat hij eenzijdig heeft besloten om niet met [gedaagde 2] verder te gaan.
2.11 Bij brief van 28 april 2003 heeft Ediport Holding de machtiging aan Conplacer Enterprises om het stemrecht betreffende de aandelen Conplacer Holding uit te oefenen ingetrokken.
2.12 Op 20 mei 2003 is - ondanks bezwaar daartegen van Conplacer Enterprises en Xsundo (mede namens Conplacer Holding) - op initiatief van Ediport Holding, daarbij vertegenwoordigd door [gedaagde 2], een vergadering gehouden die [gedaagde 2] en Ediport Holding aanmerken als een vergadering van aandeelhouders van Conplacer Holding. Ediport Holding, vertegenwoordigd door [gedaagde 2], heeft zich daarbij gedragen als degene die uit hoofde van aan haar op grond van de lening van NLG 6.000.000,- verleend pandrecht bevoegd was om het stemrecht uit te oefenen op aandelen Conplacer Holding welke eigendom waren van Conplacer Enterprises.
2.13 Aldus is - onder meer oordelend dat er sprake is van een ernstige vertrouwenscrisis tussen enerzijds Ediport Holding en anderzijds de beide directeuren van Conplacer Holding (te weten Xsundo B.V. en de heer A. van der Hoek) - besloten tot statutenwijziging, benoeming van Ediport Holding tot directeur (zelfstandig bevoegd) en voorzitter van de directie van Conplacer Holding. De statutenwijziging had in wezen het effect dat het voorheen zittende bestuur van Conplacer Holding verder zonder medewerking van Ediport Holding geen besluiten kon nemen.
2.14 Ediport Holding heeft zich op of omstreeks 22 mei 2003 in het handelsregister doen inschrijven als medebestuurder van Conplacer Holding.
2.15 Bij vonnis in kort geding van 3 juli 2003 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam in conventie:
- Ediport Holding en [gedaagde 2] verboden voor of namens Conplacer Holding beheers- en bestuursdaden te verrichten, en met name enige overeenkomst te sluiten of transacties te verrichten namens Conplacer Holding;
- Ediport Holding en [gedaagde 2] geboden ieder voor zich en gezamenlijk om de registratie van Ediport Holding als bestuurder van Conplacer Holding in het handelsregister ongedaan te maken;
- Ediport Holding en [gedaagde 2] veroordeeld ieder voor zich en gezamenlijk beheers- en bestuurshandelingen van Xsundo te gehengen en te gedogen, met bepaling van een dwangsom. In reconventie heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Ediport Holding en [gedaagde 2] afgewezen.
2.16 Bij brief van 4 juli 2003 hebben [gedaagde 2] en Ediport Holding aan de bevoegde Kamer van Koophandel verzocht om per omgaande Ediport Holding als bestuurder van Conplacer Holding in het handelsregister door te halen.
Bij brief van 9 juli 2003 heeft de Kamer van Koophandel aan [gedaagde 2] bericht dat op die datum - op basis van genoemde brief van 4 juli 2003 - het vonnis inzake de uittreding van Ediport Holding als bestuurder van Conplacer Holding in het handelsregister is ingeschreven.
2.17 Bij arrest van 21 september 2004 heeft het hof te ’s-Gravenhage het in 2.14 genoemde vonnis bekrachtigd. Partijen zijn hiervan niet in cassatie gegaan.
De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I primair:
a. te verklaren voor recht dat Ediport Holding de vordering uit de leningsovereenkomst d.d. 11 oktober 1996 ter grootte van € 2.722.681,-- (NLG 6.000.000,--) volledig heeft kwijtgescholden, zodat er terzake van deze leningsovereenkomst jegens Ediport Holding geen betalingsverplichting meer bestaat;
b. te verklaren voor recht dat het pandrecht op de aandelen in het kapitaal van Conplacer Holding, dat door Conplacer Enterprises ten behoeve van Ediport Holding is gevestigd, alleen strekt tot zekerheid voor de sub I a genoemde lening en is komen te vervallen;
II subsidiair:
c. slechts ingeval in rechte zou komen vast te staan dat het genoemde pandrecht niet is vervallen te verklaren voor recht dat Ediport Holding niet bevoegd was een algemene vergadering van aandeelhouders van Conplacer Holding bijeen te roepen en aldaar het stemrecht uit te oefenen;
III Ediport Holding en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van het geding.
Ediport Holding en [gedaagde 2] hebben de vordering gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Conplacer c.s. in de kosten van het geding.
het geding tussen Conplacer Holding enerzijds en Ediport Holding en [gedaagde 2] anderzijds
4.1 De curator heeft het geding van de gefailleerde Conplacer Holding niet willen overnemen. Ediport Holding en [gedaagde 2] hebben ontslag van de instantie gevraagd. Nu niet is gesteld of gebleken dat het gevraagde ontslag van de instantie moet worden geweigerd, zal dit worden verleend.
het geding tussen Conplacer Enterprises en Xsundo enerzijds en Ediport Holding en [gedaagde 2] anderzijds
4.2 In geschil is of Ediport Holding tot op heden het pandrecht bezit op de aandelen in het kapitaal van Conplacer Holding, dat door Conplacer Enterprises ten behoeve van Ediport Holding is gevestigd. Volgens Ediport Holding volgt dat uit het feit dat Ediport Holding drie vorderingen op Conplacer Enterprises heeft, te weten de vordering uit de leningsovereenkomst van 11 oktober 1996 ter grootte van € 2.722.681,-- (NLG 6.000.000,--) en de vorderingen van USD 200.000,- en NLG 50.000,-.
Terzake is geoordeeld door het hof te ’s-Gravenhage bij arrest van 21 september 2004 (vermeld onder 2.17) in de voorlopige voorzieningen procedure. De rechtbank deelt het oordeel van het hof en maakt het tot het hare.
de vorderingen van USD 200.000,- en NLG 50.000,-
4.3 De onder 2.3 vermelde akte van 11 oktober 1996 beperkt - overeenkomstig het bepaalde in de onder 2.2 vermelde overeenkomst - het pandrecht tot schulden uit de desbetreffende geldlening van NLG 6.000.000,-. In de onder 2.4 vermelde akten die wel betrekking hadden op de bedragen van USD 200.000,- en NLG 50.000,-, is geen sprake van de vestiging van een pandrecht op aandelen, maar van pandrechten op software, trademarks en royalties.
Noch uit andere vaststaande feiten noch uit hetgeen Ediport Holding en [gedaagde 2] hebben aangevoerd blijkt dat terzake van deze laatstgenoemde schulden aan Ediport Holding een pandrecht op de aandelen van Conplacer Enterprises in Conplacer Holding is verleend.
de vordering van NLG 6.000.000,-
4.4 Uit de onder 2.6 en 2.7 weergegeven feiten volgt dat Ediport Holding heeft verklaard dat onder meer het onderhavige bedrag van NLG 6.000.000,- met rente jegens Conplacer Holding zal worden kwijtgescholden op de dag dat ook met de andere schuldeisers overeenstemming wordt bereikt. Omdat in de kop van de verklaring van 12 april 2002 Conplacer Holding staat vermeld, onder die verklaring staat “Aldus overeengekomen (…)”, de brief van 8 april 2002 door Conplacer Holding is verstuurd en Van Dongen (mede)bevoegd was om Conplacer Holding te vertegenwoordigen, moet worden geoordeeld dat deze verklaring Conplacer Holding heeft bereikt en - mede gezien het bepaalde in artikel 6:160 lid 2 BW - door haar is aanvaard.
Aangezien vast staat dat het bedrag van NLG 6.000.000,- verschuldigd was door Conplacer IT (ook wat het bestuur betreft een volle dochter van Conplacer Holding) moet tevens worden geoordeeld dat onder Conplacer Holding in dezen mede Conplacer IT dient te worden begrepen, en de kwijtschelding dus laatstgenoemde betrof.
Aldus geldt dat Ediport Holding zich jegens Conplacer IT - vóór de overdracht van de aandelen Ediport Holding aan (indirect) [gedaagde 2] en vóór de daarmee gepaard gaande bestuurswisseling - heeft verbonden om onder meer de uit de onder 2.2 weergegeven overeenkomst voortvloeiende schuld ad NLG 6.000.000,- vermeerderd met rente kwijt te schelden op de dag dat ook met de andere schuldeisers overeenstemming zou worden bereikt. Dat spoort met het gestelde onder 1.5 van de memorie van grieven, waar de conclusie van antwoord onder 70. naar verwijst, dat partijen het erover eens zijn dat beoogd is om de vordering van NLG 6.000.000,- in hoofdsom op Conplacer IT kwijt te schelden in het kader van de sanering van Conplacer Holding en haar dochtervennoot-schappen.
Vast staat dat nadien aan deze voorwaarde en tijdsbepaling voor de kwijtschelding is voldaan. (Ediport Holding en [gedaagde 2] stellen dat de schuldsanering begin november 2002 is geëffectueerd). Of dat voor of na de aandelenoverdracht is geschied maakt voor de werking van de kwijtschelding geen verschil.
4.5 Deze kwijtschelding is ondanks het bepaalde in artikel 6 sub d van de leningsovereenkomst van 11 oktober 1996 (vermeld onder 2.2) geldig, omdat de kwijtschelding blijkens hetgeen hiervoor werd overwogen op een schriftelijke namens Ediport Holding ondertekende verklaring berust. Niet valt in te zien dat voor de gelding van de kwijtschelding vereist is dat ook de andere partijen bij de overeenkomst van 11 oktober 1996 de kwijtschelding hadden moeten erkennen en wel bij akte. In elk geval komt Ediport Holding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toe op het in artikel 6 sub d bepaalde, nu zij zichzelf - blijkens het voorafgaande - onmiskenbaar duidelijk en schriftelijk tot de kwijtschelding heeft gebonden.
[gedaagde 2], die geen partij is bij de overeenkomst van 11 oktober 1996, kan aan het bepaalde in artikel 6 sub d niet meer aanspraken ontlenen dan Ediport Holding.
4.6 Bij de beoordeling van de vraag of het statutaire doel van Ediport Holding door de onderhavige kwijtschelding is overschreden moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen, waaronder ook de concernverhoudingen. In aanmerking nemende dat de kwijtschelding een vereiste was voor de overige schuldeisers van Conplacer Holding en haar dochter- en kleindochtervennootschappen om een groot deel van hun vorderingen prijs te geven, hetgeen in het gezamenlijke belang was van de betrokken vennootschappen, waarschijnlijk zelfs een voorwaarde vormde om te kunnen voortbestaan, is er in beginsel geen grond om de onderhavige kwijtschelding als strijdig met het statutaire doel van Ediport Holding aan te merken. Dat Ediport Holding door de kwijtschelding in één klap een insolvente vennootschap zou zijn geworden en dat daarmee haar continuïteit op het spel zou zijn gezet, is onvoldoende gebleken. Onweersproken is immers dat de enige schuldeisers van Ediport Holding Conplacer Holding en haar dochter- en kleindochtervennootschappen waren en dat zij hun vordering nooit zouden opeisen als dit zou leiden tot een faillissement van Ediport Holding. De overdracht van de aandelen Ediport Holding zou dan voor niets zijn geweest.
4.7 De blijkens het voorafgaande vaststaande kwijtschelding door Ediport Holding aan Conplacer IT van de lening ad NLG 6.000.000,- met rente heeft naar het oordeel van de rechtbank op basis van de in dit geding gebleken feiten en omstandigheden tot gevolg gehad dat de aansprakelijkheid van Conplacer Enterprises is komen te vervallen. Blijkens de bewoordingen en de strekking van de overeenkomst van 11 oktober 1996 moet immers geoordeeld worden dat Conplacer Enterprises slechts de positie van borg had. De desbetreffende borgtocht is blijkens artikel 7:851 lid 1 BW afhankelijk van de verbintenis van de hoofdschuldenaar (Conplacer IT) waarvoor zij is aangegaan, hetgeen inhoudt dat nu de hoofdschuldenaar volledig is gekweten de borg geen verplichtingen meer heeft. Het pandrecht - inclusief het aan de in pand gegeven aandelen verbonden stemrecht - is als afhankelijk zekerheidsrecht voor de verplichtingen van de borg daarmee tenietgegaan (artikel 3:82 BW).
4.8 Ediport Holding en [gedaagde 2] hebben aangevoerd dat er welbewust van is afgezien om de kwijtschelding ook te laten gelden voor Conplacer Enterprises vanwege de Perinco-perikelen. Perinco was een schuldeiser van Van Dongen en diverse vennootschappen binnen de Conplacer groep. Er bestond een reële dreiging dat Perinco er op korte termijn in zou slagen de aandelen en daarmee alle activa van de Conplacer groep, waaronder de rechten op de broncode van de programmatuur, in handen te krijgen. Perinco had geen beslag gelegd op de aandelen van Ediport Holding en de bedoeling was om de aandelen van Ediport Holding uit de groep te halen. Door het pandrecht dat Ediport Holding nog zou hebben op de broncode van de software zou nog grip worden gehouden op de software, aldus Ediport Holding en [gedaagde 2].
De rechtbank is van oordeel dat de stellingen van Ediport Holding en [gedaagde 2] terzake onvoldoende zijn onderbouwd. Bij brief van 17 juli 2002 (vermeld
onder 2.9) schrijft Ediport Holding dat de vordering van NLG 6.000.000,- op de Conplacer Groep wordt kwijtgescholden, een uitzondering voor Conplacer Enterprises wordt hierbij niet gemaakt. Zoals onder 4.7 is overwogen is het pandrecht op de aandelen van Conplacer Enterprises in Conplacer Holding een afhankelijk recht. Op welke wijze Ediport Holding dit recht na de kwijtschelding heeft kunnen behouden, is gesteld noch gebleken.
4.9 In geschil is voorts of Conplacer Enterprises en Xsundo ontvankelijk zijn in hun vordering jegens [gedaagde 2]. De onder 2.11 - 2.14 weergegeven handelwijze van Ediport Holding is volledig bepaald door [gedaagde 2]. Gelet daarop hebben Conplacer Enterprises en Xsundo naar het oordeel van de rechtbank voldoende belang om de verklaringen voor recht jegens [gedaagde 2] te vorderen. Om die reden zijn de gevorderde verklaringen voor recht ook jegens hem toewijsbaar.
4.10 De slotsom is dat het door Conplacer Enterprises en Xsundo onder I primair gevorderde zal worden toegewezen en dat Ediport Holding en [gedaagde 2] als de in het ongelijk gestelde partijen zullen worden veroordeeld in de kosten van het geding.
in het geding tussen Conplacer Holding enerzijds en Ediport Holding en [gedaagde 2] anderzijds:
verleent ontslag van de instantie;
in het geding tussen Conplacer Enterprises en Xsundo enerzijds en Ediport Holding en [gedaagde 2] anderzijds:
verklaart voor recht dat Ediport Holding de vordering uit de lenings-overeenkomst van 11 oktober 1996 ter grootte van € 2.722.681,-- (NLG 6.000.000,--) volledig heeft kwijtgescholden, zodat er terzake van deze leningsovereenkomst jegens Ediport Holding geen betalingsverplichting meer bestaat;
verklaart voor recht dat het pandrecht op de aandelen in het kapitaal van Conplacer Holding, dat door Conplacer Enterprises ten behoeve van Ediport Holding is gevestigd, alleen strekt tot zekerheid voor voormelde leningsovereenkomst van 11 oktober 1996 en is komen te vervallen;
veroordeelt Ediport Holding en [gedaagde 2] hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Conplacer Enterprises en Xsundo bepaald op € 205,- aan vast recht, op € 68,20 aan overige verschotten en op € 1.808, aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.L. Tan, mr. E.A. Vroom en mr. D. de Snoo en uitgesproken door de rolrechter mr. L. de Loor-Alwin ter openbare terechtzitting van 17 januari 2007.