ECLI:NL:RBROT:2007:AZ8556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
255931 / HA ZA 06-553
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit bedrijfspand en dekking door verzekeringsmaatschappij

In deze zaak, uitgesproken op 17 januari 2007 door de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of de schade die Riam B.V. heeft geleden door diefstal van goederen uit een bedrijfspand gedekt is onder de verzekering afgesloten bij Erasmus Verzekeringen B.V. Riam, die een onderneming exploiteert in de scheepsbouwindustrie, had haar loods en inboedel verzekerd tegen diefstal. De verzekering bevatte een eigen risico van € 1.250,00 per gebeurtenis en specifieke voorwaarden omtrent wat als 'braak' wordt beschouwd.

De diefstal vond plaats tussen 25 en 29 maart 2005. Riam deed aangifte bij de politie en meldde de schade bij Erasmus. De verzekeraar weigerde echter dekking, omdat er geen braakschade was aangetoond. Riam betwistte deze afwijzing en stelde dat de wijze waarop de daders toegang tot de loods hadden verkregen, wel degelijk als braak moest worden aangemerkt, ook al was er geen zichtbare schade aan de deur.

De rechtbank overwoog dat de uitleg van het begrip 'braak' in de polisvoorwaarden van belang is, vooral omdat de verzekeringsovereenkomst tot stand was gekomen tussen professionele partijen. De rechtbank stelde vast dat er geen consensus was over de definitie van braak en dat de toegang tot het gebouw op een manier was verkregen die niet per se schade met zich meebracht. De rechtbank verwees de zaak naar de rol voor verdere precisering van de stellingen van Riam en het inbrengen van het politierapport.

De rechtbank concludeerde dat, indien zou blijken dat de toegang was geforceerd, Erasmus ten onrechte dekking had geweigerd. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij Riam werd verzocht om aanvullende informatie te verstrekken. De beslissing over de vordering van Riam zou afhangen van de uitkomst van deze verdere beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Uitspraak: 17 januari 2007
Zaak-/rolnummer: 255931 / HA ZA 06-553
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RIAM B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaten mr. F.A. van de Kasteele en mr. C. Almeida te Dordrecht,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERASMUS VERZEKERINGEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. W.J. Hengeveld,
advocaten mr. P.J.M. Drion en mr. M.B. Esseling.
Partijen worden hierna aangeduid als "Riam" respectievelijk "Erasmus".
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 13 februari 2006 en de door Riam overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 26 april 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
1.2 Op verzoek van partijen is geen comparitie van partijen gehouden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Riam exploiteert een onderneming die zich onder meer bezighoudt met het snijden van stalen platen, voornamelijk voor de scheepsbouwindustrie. Voor de bedrijfsvoering huurt Riam een loods en aangebouwde kantoorruimte aan de Van Leeuwenhoekweg 21 te Dordrecht.
2.2 Riam heeft de loods met inboedel bij Erasmus verzekerd onder een uitgebreide goederen/inventaris/bedrijfsschade resp. brand/vliegtuigverzekering. Op deze verzekering zijn van toepassing de Algemene verzekeringsbepalingen uitgebreide goederen en inventarisverzekering (597-06). Partijen zijn een eigen risico overeengekomen van € 1.250,00 per gebeurtenis.
2.3 Artikel 4 aanhef en sub f van deze polisvoorwaarden luidt:
"VERZEKERDE GEBEURTENISSEN
Verzekerd zijn de goederen en/of de inventaris (zie polisblad)
tegen materiële schade door:
(…)
f. diefstal
waarbij de dader zich toegang tot het (de) op het polisblad genoemde gebouw(en) heeft verschaft door middel van braak aan de buitenzijde van bedoeld(e) gebouw(en) of een daarmee binnenshuis gemeenschap hebbend gebouw, alsmede de beschadiging ten gevolge hiervan aan de verzekerde zaken toegebracht."
2.4 Tussen 25 maart 2005, omstreeks 19.30 uur, en 29 maart 2005, omstreeks 6.30 uur heeft in de loods een diefstal plaatsgevonden.
2.5 Namens Riam is op 29 maart 2005 bij de politie Zuid-Holland-Zuid aangifte van deze diefstal gedaan. Ook is de schade bij Erasmus gemeld. [bedrijfsnaam] B.V. heeft ter zake op 14 april 2005 een expertiserapport opgemaakt. In dit rapport is de toedracht van de diefstal als volgt beschreven:
"Toedracht
Op vrijdag 25 maart 2005, omstreeks 19.30 uur, heeft de laatste werknemer het pand afgesloten en verlaten.
Op 29 maart, omstreeks 06.30 uur, ontdekte de eerst aankomende werknemer, dat de voorraad roestvaststalen platen grotendeels was verdwenen. In eerste instantie kon niet worden geconstateerd hoe de onbekende daders zich toegang tot het pand hadden verschaft.
Nadat de politie was gearriveerd heeft deze een onderzoek ingesteld. Aan de zijgevel van de loods bevinden zich schuifdeuren die, ieder afzonderlijk, afsluitbaar zijn door middel van een stalen pen, die wanneer de deur is afgesloten in een rond gat in de betonvloer zakt. Een rechercheur van de politie constateerde, nadat hij buiten voet-afdrukken voor de deuren had gezien, na controle aan de binnenzijde, dat de pen van één deur niet meer in het gat van de vloer stak.
Tijdens onze expertise vernamen wij, dat de deur donderdag 24 maart nog open was geweest voor ventilatie en deze aan het eind van de dag was afgesloten en met de pen was vergrendeld.
Het is mogelijk om een hand, aan de kopzijde van de deur, onder de deur door te steken en de pen op te lichten, waarna de deur opengeschoven kan worden. De betreffende persoon moet wel op de hoogte zijn geweest van de aanwezigheid van de pen aan de binnenzijde van de deur.
Wij hebben tijdens ons bezoek, gezamenlijk met een medewerker van verzekerde, het pand rondom nagelopen en konden geen andere plaats ontdekken waar de daders het pand betreden zouden hebben. Aan de achterzijde van het pand was kortgeleden een strip van de beplating afgebroken. Aan de deur zelf ontdekten wij geen braakschade.
Omdat via andere deuren niet met een vrachtwagen naar binnen kan worden gereden en de gestolen goederen met een vrachtwagen moeten zijn vervoerd, kan worden aangenomen, dat de daders, nadat zij het pand hadden betreden, de elektrisch bedienbare overheaddeur aan de voorzijde van binnenuit hebben geopend.
De daders hebben kennelijk gebruik gemaakt van de vorkheftruck van verzekerde, aangezien de dragen van het contact waren losgetrokken, waarna deze kon worden gestart."
2.6 De schade aan goederen en inventaris is in overleg met [bedrijfsnaam] vastgesteld op € 72.372,-- exclusief BTW.
2.7 Bij brief van 18 april 2005 heeft Erasmus de claim van Riam afgewezen, omdat er geen sprake was van braakschade. Riam heeft zich niet met dit standpunt van Erasmus kunnen verenigen. Er heeft vervolgens een uitgebreide briefwisseling tussen partijen plaats-gehad.
3. Het geschil
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Erasmus te veroordelen aan Riam een bedrag van € 71.122,-- exclusief BTW te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2005 tot aan de dag der voldoening, alsmede Erasmus te veroordelen aan Riam een bedrag van € 1.788,-- exclusief BTW te betalen, met veroordeling van Erasmus in de kosten van de procedure.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Riam in de kosten van het geding.
4. De beoordeling
4.1 In geschil is of de door Riam geleden schade als gevolg van de diefstal eind maart 2005 gedekt is door de door Riam bij Erasmus afgesloten verzekering. Blijkens de op deze verzekering van toepassing zijnde voorwaarden is schade als gevolg van diefstal uitsluitend gedekt, indien men zich de toegang tot het gebouw heeft verschaft door middel van braak aan de buitenzijde van bedoeld gebouw. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de daders zich de toegang tot de door Riam gehuurde loods hebben verschaft door middel van braak.
4.2 Niet in geschil is dat de daders zich de toegang hebben verschaft op de wijze als beschreven in het expertiserapport van [bedrijfsnaam], zoals dat hierboven is weergegeven onder 2.5. Voorts is niet in geschil dat aan een deur aan de andere zijde van het gebouw braakschade is aangetroffen, maar dat de daders niet door die deur naar binnen zijn gegaan.
4.3 Erasmus stelt zich op het standpunt dat slechts sprake is van braak, indien de daders van de diefstal met geweld een afsluiting hebben verbroken of met toepassing van geweld een toegang hebben geforceerd. Steeds moet sprake zijn van schade om van braak te kunnen spreken. Volgens Erasmus is de wijze waarop de daders zich de toegang hebben verschaft niet aan te merken als braak in deze zin.
4.4 Volgens Riam is braakschade aan het gebouw geen vereiste voor dekking onder de polis, maar is braakschade slechts een onderdeel van de schade die ook voor vergoeding in aanmerking komt. Riam meent dat de wijze waarop de daders zich de toegang tot de loods hebben verschaft wel degelijk is aan te merken als braak in de zin van de polis.
4.5 De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van het begrip braak van belang is dat de verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen tussen - zoals Erasmus onweersproken heeft gesteld - professionele, althans professioneel vertegenwoordigde, partijen, zodat het bij de uitleg van een beding in de polis en de bijbehorende voorwaarden aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden in beider professionele kring over en weer rede-lij-ker-wijs van elkaar mochten verwachten. Voorts moeten bij die uitleg aard en strekking van de onderhavige polis en verzekering in aanmerking worden genomen.
4.6 Partijen zijn het erover eens dat van braak pas gesproken kan worden, indien er sprake is van verbreking, waarbij iets beschadigd of geforceerd wordt. Anders dan Erasmus meent, betekent "verbreking" op zichzelf niet per definitie dat er sprake moet zijn van braak-schade. Dit volgt ook niet uit de definitie van "braak" in door Erasmus aangehaalde Assurantie-begrippen--lijst. Van verbreken kan ook sprake zijn als een afsluiting wordt geforceerd, zonder dat daarbij schade wordt teweeggebracht. Forceren wordt onder meer gedefinieerd als iets met geweld of verkeerde middelen bereiken. In de te dezen relevante context kan pas van het forceren van een toegang en dus van verbreken sprake zijn, als voor het openen van die toegang geweld (kracht) moet worden gebruikt of daarvoor veel moeite moet worden gedaan. Dat geweld (die kracht of moeite) hoeft overigens - anders dan Erasmus meent - niet steeds tot beschadiging te leiden.
4.7 De verwijzingen van Erasmus naar uitspraken van de Raad van Toezicht Verzekeringen leiden niet tot een ander oordeel. Gelijk artikel 3:12 BW bepaalt, moet bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen, rekening worden gehouden met - onder meer - de in Nederland levende rechtsovertuigingen. Er bestaat grond om voor de inhoud van de op het onderhavige punt in Nederland levende rechtsovertuiging betekenis toe te kennen aan het standpunt van de Raad van Toezicht. Dit betekent echter niet dat waar de Raad van Toezicht in voorkomend geval heeft geoordeeld dat het door de betreffende verzekeraar ingenomen standpunt "verdedigbaar" is, in rechte tot gevolg moet hebben dat geoordeeld wordt dat de door de verzekeraar voorgestane uitleg redelijk is. De rechtbank en de Raad van Toezicht hebben verschillende taken, hanteren verschillende criteria en toetsen op verschillende wijze gedragingen van verzekerden en verzekeraars. Afgezien hiervan, stelt de rechtbank vast dat in geen van de door Erasmus aangehaalde uitspraken van de Raad van Toezicht tussen de desbetreffende partijen discussie bestond over het begrip "braak". In de eerste zaak was tussen de desbetreffende partijen zelfs in confesso dat voor braak de aanwezigheid van braaksporen vereist was, terwijl in de tweede en derde zaak de onmogelijkheid van het bewijs van braaksporen centraal stond. Dat de Raad van Toezicht het door de respectieve verzekeraars ingenomen standpunt verdedigbaar vond, mist te dezen relevantie.
4.8 Niet in geschil is dat de deur, door welke de daders zich de toegang tot de loods hebben verschaft, is geopend door een hand daaronder te steken, waarna de pen die na afsluiting van de deur in de betonvloer zakt is opgelicht, waarna vervolgens de deur is opengeschoven. In welke mate de wijze waarop de deur is geopend, gepaard is gegaan met geweld, kracht of moeite, is in het debat tussen partijen onvoldoende aan bod geweest, om thans al tot het oordeel te kunnen komen of al dan geen sprake is geweest van het forceren van de toegang. De zaak zal naar de rol worden verwezen, opdat partijen bij akte hun stellingen dienaangaande kunnen preciseren. Riam wordt daarbij verzocht het politierapport, naar welk zij in haar conclusie van repliek heeft verwezen, in het geding te brengen.
4.9 De rechtbank overweegt reeds nu dat, voor zover Riam nog heeft willen stellen dat voor dekking onder de verzekeringsovereenkomst niet relevant is of sprake is van braak ten opzichte van de deur aan de zijkant van het gebouw, maar dat voldoende is dat er sprake is van braak ten opzichte van het gebouw waarin de verzekerde zaken zich bevinden en de vereiste braak dus reeds aanwezig is, omdat braakschade is aangetroffen aan/bij de deur aan de voorkant van het gebouw, de rechtbank Riam in die stelling niet kan volgen. Artikel 4 van de polisvoorwaarden is in dit verband niet voor meerdere uitleg vatbaar. Van diefstal in de zin van de verzekeringsovereenkomst is slechts sprake als de daders zich de toegang tot het gebouw hebben verschaft door middel van braak, waarbij pas sprake is van het zich toegang verschaffen tot het gebouw, indien daarmee ook de zaken, die uiteindelijk worden gestolen, worden bereikt.
4.10 Indien bij eindvonnis wordt geoordeeld dat in het onderhavige geval de toegang is geforceerd en dus sprake is van braak in de zin van de polis, heeft Erasmus ten onrechte dekking onder de polis geweigerd. Nu de omvang van de geleden schade door Erasmus niet is weersproken, is in dat geval de vordering van Riam in hoofdsom toewijsbaar. Indien bij eindvonnis wordt geoordeeld dat geen sprake is geweest van het forceren van de toegang, dient de vordering van Riam te worden afgewezen.
4.11 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen in ieder geval worden afgewezen. Erasmus heeft immers onweersproken gesteld dat die kosten voor rekening van de rechtsbijstandverzekeraar van Riam komen, zodat van door Riam geleden schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW geen sprake is. De door Riam jarenlang aan haar verzekeraar betaalde premie kan niet als zodanige schade worden aangemerkt.
5. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 14 februari 2007 voor het nemen van een akte door Riam, waarin zij haar stellingen met betrekking tot de wijze waarop de daders zich de toegang tot de loods hebben verschaft preciseert en waarbij zij het politierapport naar welk zij heeft verwezen in haar conclusie van repliek in het geding brengt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
336