ECLI:NL:RBROT:2007:AZ9178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/661317-06
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Asscheman-Versluis
  • A. van 't Hul
  • J. de Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken door gebrek aan bewijs van bewustzijn van aanwezigheid van harddrugs en wapens

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2007, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het voorhanden hebben van harddrugs en wapens. De verdachte, geboren in 1980 in Ierland en destijds preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville. Tijdens de zitting op 5 februari 2007 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie mr. Horstink een gevangenisstraf van 42 maanden eiste. De rechtbank oordeelde echter dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende bewust was van de aanwezigheid van de in de woning aangetroffen 6,9 kg heroïne, vuurwapens en munitie. De verdachte had slechts enkele dagen in de woning verbleven, die ook door anderen werd gebruikt. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de drugs en wapens, vooral gezien het feit dat er DNA-sporen van meerdere personen op de aangetroffen voorwerpen waren gevonden. De rechtbank benadrukte dat bij de interpretatie van DNA-onderzoek bijzondere zorgvuldigheid vereist is, vooral in het geval van indirecte overdracht van sporen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de aanwezigheid van cocaïne en heroïne in de woning. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze drugs, gezien de omstandigheden van het gebruik van de woning door meerdere personen en het gebrek aan duidelijke bewijsstukken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. Asscheman-Versluis als voorzitter, en werd op de openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 10/661317-06
Datum uitspraak: 19 februari 2007
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] (Ierland)
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rijnmond, Huis van Bewaring De Schie te Rotterdam,
raadsman mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 05 februari 2007.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 tot en met A3, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Horstink heeft gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
VRIJSPRAAK
Het onder 1, 2 en 3 telastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De in de te laste legging bedoelde 6,9 kg heroïne, vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie zijn aangetroffen in de kruipruimte van een woning waar de verdachte sedert enige dagen verblijf hield. Voor bewezenverklaring van het telastegelegde voorhanden of aanwezig hebben van deze voorwerpen is in ieder geval vereist dat de verdachte zich min of meer bewust moet zijn geweest van die aanwezigheid. Gelet op de bergplaats is, tegenover de ontkenning door de verdachte, zijn enkele verblijf in de woning in de periode voorafgaande aan en op het moment dat de drugs, vuurwapens etc. werden aangetroffen onvoldoende om die bewustheid aan te nemen. Dit klemt te meer nu in de betreffende periode de woning niet alleen door de verdachte werd gebruikt, doch ook door anderen, onder wie degene aan wie de woning door de (onder)huurder ter beschikking was gesteld en deze persoon, toen hij over deze kwestie als verdachte werd gehoord, op een aantal punten wisselende en/of onjuiste verklaringen heeft afgelegd.
Met betrekking tot de op een patroonhouder en op een van de inbeslaggenomen pistolen aangetroffen DNA-sporen van de verdachte kan niet worden uitgesloten dat deze sporen, zoals namens de verdachte is aangevoerd, door middel van zgn. indirecte overdracht, d.w.z. via een andere persoon, op die voorwerpen terecht zijn gekomen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat zich op het pistool ook DNA-sporen van ten minste twee andere personen bevonden, terwijl ook op de patroonhouder DNA-materiaal, zij het zwak aanwezig, van een andere persoon is geconstateerd.
Bij de - zoals in casu niet uitgesloten - mogelijkheid van indirecte overdracht dient bij het interpreteren van de resultaten van het DNA-onderzoek bijzondere zorgvuldigheid en voorzichtigheid te worden betracht. Op basis daarvan kan in ieder geval niet zonder meer worden aangenomen dat de verdachte bedoelde voorwerpen in handen heeft gehad.
Ook uit de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onvoldoende van betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten, nog daargelaten dat de verdachte heeft ontkend die gesprekken te hebben gevoerd. Tijdens de gesprekken wordt weliswaar gesproken over "wit", "bruin", "snuffelspullen" en "witte rockies" etc. doch enkel daaruit kan onvoldoende worden afgeleid dat er enig verband bestaat tussen die gesprekken en de aangetroffen wapens en drugs. Enige andere aanwijzing daarvoor ontbreekt.
Gelet op het vorenstaande en bij gebreke van ander bewijsmateriaal, waartoe -anders dan door de officier van justitie naar voren is gebracht- niet kan worden gerekend het feit dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het telastegelegde, voor zover betrekking hebbend op de in de kruipruimte aangetroffen heroïne, vuurwapens, wapenonderdelen en munitie.
Voor zover de te laste legging betrekking heeft op de in de woning gevonden rol met 48,6 gram cocaïne en twee plastic zakje met 59,6 gram heroïne dient eveneens vrijspraak te volgen. Het zakje met heroïne is aangetroffen in een pot op de kachelschouw in de woonkamer. De rol met cocaïne werd aangetroffen op de tv-kast, eveneens in de woonkamer. Gelet op de ontkenning door de verdachte, het feit dat de woning niet alleen bij hem in gebruik was, de niet-zichtbare plaats waar de heroïne werd bewaard en het feit dat ten aanzien van de gevonden rol met cocaïne geen foto's en/of een duidelijke beschrijving beschikbaar is van de plek waar deze werd gevonden, wordt ook met betrekking tot deze drugs onvoldoende bewezen geacht dat de verdachte van de aanwezigheid daarvan op de hoogte was.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. Van 't Hul en De Knoop, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Broersma griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2007.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.