ECLI:NL:RBROT:2007:AZ9178
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Asscheman-Versluis
- A. van 't Hul
- J. de Knoop
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken door gebrek aan bewijs van bewustzijn van aanwezigheid van harddrugs en wapens
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2007, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het voorhanden hebben van harddrugs en wapens. De verdachte, geboren in 1980 in Ierland en destijds preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville. Tijdens de zitting op 5 februari 2007 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie mr. Horstink een gevangenisstraf van 42 maanden eiste. De rechtbank oordeelde echter dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende bewust was van de aanwezigheid van de in de woning aangetroffen 6,9 kg heroïne, vuurwapens en munitie. De verdachte had slechts enkele dagen in de woning verbleven, die ook door anderen werd gebruikt. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de drugs en wapens, vooral gezien het feit dat er DNA-sporen van meerdere personen op de aangetroffen voorwerpen waren gevonden. De rechtbank benadrukte dat bij de interpretatie van DNA-onderzoek bijzondere zorgvuldigheid vereist is, vooral in het geval van indirecte overdracht van sporen.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de aanwezigheid van cocaïne en heroïne in de woning. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze drugs, gezien de omstandigheden van het gebruik van de woning door meerdere personen en het gebrek aan duidelijke bewijsstukken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. Asscheman-Versluis als voorzitter, en werd op de openbare terechtzitting uitgesproken.