ECLI:NL:RBROT:2007:AZ9190
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om getuige onder toepassing van de Bewijsverordening nr.1206/2001 te doen horen in Frankrijk
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 10 januari 2007 een vonnis gewezen in het kader van een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] en de Franse vennootschap PRIMAR S.A.R.L. De rechtbank heeft zich gebogen over een verzoek van [eiseres] om getuige [getuige] te horen in Frankrijk, onder toepassing van de Bewijsverordening nr.1206/2001. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het algemeen de voorkeur geniet dat getuigen worden gehoord door de rechter die over het geschil moet beslissen. In dit geval heeft de getuige aangegeven dat hij niet in staat is om naar Rotterdam te komen, omdat hij veelal onderweg is en het moeilijk is om voor een langere periode verhinderdata aan te geven. Beide partijen hebben echter bepleit de getuige in Nederland te horen, om verdere vertraging en kosten te vermijden.
De rechtbank heeft de belangen van de getuige afgewogen tegen het belang van partijen om het getuigenverhoor zo spoedig mogelijk voort te zetten. De rechtbank concludeert dat het belang van de getuige ondergeschikt moet worden geacht aan het algemene uitgangspunt dat getuigen in de rechtszaal van de rechter die over het geschil moet beslissen worden gehoord. De rechtbank heeft het verzoek om de getuige in Frankrijk te horen afgewezen en heeft [eiseres] verzocht om opgave te doen van de zittingsdagen waarop de getuige in Nederland kan verschijnen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de procureur van [eiseres] binnen drie weken na vonnisdatum de beschikbare data moet opgeven, waarna het tijdstip van het verhoor zal worden vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar.