ECLI:NL:RBROT:2007:BA1291

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249792 / HA ZA 05-3216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van tussentijds hoger beroep in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2007 uitspraak gedaan in een incident waarbij de vraag aan de orde was of tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis moest worden toegestaan. De zaak betreft een geschil tussen Computtel North America Inc. en Vege Holding B.V. In een eerder tussenvonnis van 11 oktober 2006 had de rechtbank de incidentele vordering van Vege afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Vege verzocht de rechtbank om tussentijds hoger beroep toe te staan, omdat de bevoegdheidsvraag een principieel punt betreft en een andere beslissing zou leiden tot een aanzienlijke bekorting van de procedure. Computtel verzette zich tegen dit verzoek. De rechtbank oordeelde dat, hoewel Computtel bezwaar had gemaakt, er bijzondere omstandigheden waren die het doelmatiger maakten om van de hoofdregel af te wijken. De rechtbank achtte het om redenen van proceseconomie wenselijk om het verzoek van Vege te honoreren en stond tussentijds hoger beroep toe. De procedure in de hoofdzaak werd in afwachting van het hoger beroep naar de parkeerrol verwezen. De uitspraak benadrukt het belang van proceseconomie in civiele procedures en de mogelijkheid om tussentijds hoger beroep toe te staan onder bijzondere omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 249792 / HA ZA 05-3216
Uitspraak: 14 februari 2007
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging COMPUTTEL NORTH AMERICA INC.,
gevestigd te Washington, USA,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. G.P.F. Vollebregt,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VEGE HOLDING B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.A.A. Oomens,
advocaat mr. M.J. Siegers en mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh.
Partijen worden hierna aangeduid als "Computtel" respectievelijk "Vege".
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier.
1. De verdere beoordeling in het bevoegdheidsincident
1.1 Bij tussenvonnis van 11 oktober 2006 is de incidentele vordering van Vege afgewezen en is de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.
1.2 Bij brief van 30 november 2006 heeft Vege de rechtbank verzocht tussentijds hoger beroep van voormeld tussenvonnis toe te staan. Zij heeft hieraan, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat de bevoegdheidsvraag een principieel punt betreft, terwijl een andere beslissing tot een aanzienlijke bekorting (namelijk: een direct einde) van de procedure zou hebben geleid. Computtel heeft zich bij brief van 30 januari 2007 tegen inwilliging van dit verzoek verzet.
1.3 De rechtbank stelt allereerst vast dat Vege het verzoek om tussentijds hoger beroep open te stellen tijdig heeft gedaan.
Bij het nemen van de beslissing op het verzoek van Vege wordt verder in aanmerking genomen dat het verzoek ertoe strekt een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel dat hoger beroep van tussenvonnissen slechts is toegestaan tegelijk met dat tegen het eindvonnis. Uit de wetsgeschiedenis van vorenbedoelde bepaling kan worden afgeleid dat het de bedoeling is om bij het toestaan van tussentijds hoger beroep een grote mate van terughoudendheid te betrachten en dat de beslissing daartoe afhankelijk is van de vraag of in het voorliggende geval sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel doelmatiger maken. Daarbij dient belang te worden toegekend aan de omstandigheid dat alle partijen tussentijds hoger beroep hebben bepleit.
Dat laatste doet zich niet voor, daar Computtel bezwaar heeft gemaakt tegen toewijzing van het verzoek. In dezen is evenwel sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het doelmatiger moet worden geacht om thans van de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel af te wijken. De rechtbank acht het om redenen van proceseconomie wenselijk om tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis toe te staan. Gelet op de aard van de beslissing in het incident en het te verwachten verdere procesverloop in de hoofdzaak weegt het belang van proceseconomie zwaarder dan het belang om vertraging van de procedure in eerste aanleg te voorkomen. Derhalve wordt het verzoek van Vege gehonoreerd.
1.4 Nu Vege heeft laten weten dat zij inmiddels reeds hoger beroep heeft ingesteld, zal de procedure in de hoofdzaak in afwachting van het hoger beroep worden verwezen naar de parkeerrol.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
staat tussentijds hoger beroep toe;
in de hoofdzaak
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
625/1548