ECLI:NL:RBROT:2007:BA3263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
270085 / HA ZA 06-2757
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproeping in vrijwaring van het bestuur van de Elektronica en Modelbouw Club Rozenburg afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2007 uitspraak gedaan in een incident waarbij [gedaagde] heeft gevorderd om het gehele bestuur van de Elektronica en Modelbouw Club Rozenburg (EMCR) te dagvaarden in verband met een eis tot vrijwaring. [gedaagde], die als voormalig penningmeester van EMCR fungeerde, stelde dat de decharge verleend door de algemene ledenvergadering niet alleen hem, maar ook het gehele bestuur betreft. EMCR heeft deze vordering gemotiveerd betwist.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat uit de stellingen van [gedaagde] niet kan volgen dat het bestuur gehouden is om de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak te dragen. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot oproeping in vrijwaring niet aan de vereisten voldoet, omdat [gedaagde] zijn stelling dat er een rechtsverhouding bestaat tussen hem en het bestuur niet voldoende heeft onderbouwd. Daarom heeft de rechtbank de vordering afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank [gedaagde] veroordeeld in de kosten van het incident, waarbij het salaris voor de procureur aan de zijde van EMCR is begroot op € 452,00. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 2 mei 2007. Deze uitspraak is gedaan door mr. L. de Loor-Alwin en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 270085 / HA ZA 06-2757
Uitspraak: 4 april 2007
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid ELEKTRONICA EN MODELBOUW CLUB ROZENBURG,
gevestigd te Rozenburg,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. drs. G.J. Tabbers,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Rozenburg,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. E. van Veenendaal.
Partijen worden aangeduid als “EMCR” respectievelijk “[gedaagde]”.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in het griffiedossier. Uit die stukken blijkt het procesverloop.
1. Het geschil en de beoordeling ervan in het incident
1.1 [gedaagde] heeft gevorderd om te gelasten dat het gehele bestuur van EMCR, zijnde de
heren [bestuurder 1], [bestuurder 2], [bestuurder 3], [bestuurder 4], [bestuurder 5], [bestuurder 6] en [bestuurder 7], door [gedaagde] zal mogen worden gedagvaard teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen. EMCR heeft de incidentele vordering gemotiveerd betwist.
1.2 In de hoofdzaak heeft EMCR gesteld dat [gedaagde] ex artikel 2:9 BW en 6:162 BW
aansprakelijk is voor een tekort in haar boekhouding ad € 21.442,21. Bij incidentele vordering heeft [gedaagde] gesteld dat hij oproeping in vrijwaring opportuun acht nu de door de algemene ledenvergadering van EMCR verleende decharge niet alleen hem (als voormalig penningmeester) maar het hele bestuur regardeert. Hieruit kan evenwel niet volgen dat het bestuur krachtens haar rechtsverhouding tot [gedaagde] verplicht is om de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak te dragen. Voor het overige heeft [gedaagde] zijn stelling dat met het bestuur van EMCR een dergelijke rechtsverhouding bestaat, niet onderbouwd.
Derhalve is aan de vereisten voor het toestaan van oproeping in vrijwaring niet voldaan.
De vordering wordt afgewezen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit incident, en om uit hoofde daarvan te voldoen aan de griffier van deze rechtbank (bankrekeningnummer 19.23.25.892 ten name van mvj arrondissement rotterdam [545], onder vermelding van het zaak- en rolnummer) het salaris voor de procureur aan de zijde van EMCR, tot aan deze uitspraak begroot op € 452,00;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 2 mei 2007 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
625/1548