Zaak-/rolnummer: 253306 / HA ZA 06-78
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap VENDORISK SCHADEVERZEKERINGS-
MAATSCHAPPIJ N.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “HEMA B.V.”
beide gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. J.F. van Baarsen te Amsterdam,
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur en advocaat mr. R.W. van Harmelen.
Partijen worden hierna ook aangeduid als "Vendorisk", "de Hema" en "de gemeente".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 3 januari 2006 en de door eiseressen overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 26 april 2006, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 19 oktober 2006;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen zijdens eiseressen bij brieven van
19 september 2006 en 3 oktober 2006 overgelegde producties;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen zijdens de gemeente bij brief van
10 oktober 2006 overgelegde producties.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 De gemeente heeft op 14 augustus 2003 werkzaamheden verricht teneinde de oorzaak te achterhalen van een terugkerende verzakking in de Korte Hoogstraat te Rotterdam ter hoogte van de zijgevel van het bedrijfspand van de Hema, gevestigd aan het Beursplein 2 te Rotterdam.
2.2 De gemeente, althans haar personeel, heeft daartoe een slang verbonden aan de ter plaatse aanwezige brandkraan en heeft deze gedurende circa 20 minuten open en dicht gedraaid teneinde de verzakking “blank te zetten” en zodoende middels de afstroom van het water de oorzaak van de verzakking te lokaliseren. Het water werd gespoten in een ter hoogte van de verzakking gelegen gat van ongeveer een meter diep.
2.3 Ter hoogte van de gevel van de Hema waar de waterleiding van de standsverwarming de gevel ingaat is dit water (en modder) het bedrijfspand van de Hema binnengedrongen en heeft schade aangericht aan het interieur en de inrichting, waaronder wanden en liften.
2.4 Bij brief van 19 augustus 2003 heeft de Hema de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
2.5 [experisebureau] te Amsterdam heeft in opdracht van Vendorisk medio begin december 2003 onderzoek naar de waterschade verricht. In haar (vervolg)rapport d.d. 16 juni 2005 heeft dit expertisebureau de schade begroot op € 8.355,-- ex. BTW. Voor dit onderzoek heeft het expertisebureau een bedrag van € 650,-- in rekening gebracht.
2.6 Vendorisk heeft in totaal een bedrag van € 4.505,-- uitgekeerd, bestaande uit € 3.855,-- aan uitgekeerde schade aan de Hema en € 650,-- voor expertisekosten. Het eigen risico van de Hema bedraagt € 4.500,--.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de gemeente te veroordelen tot betaling aan Vendorisk van de door haar aan de Hema uitgekeerde schade ad € 3.855,-- en de expertisekosten ad € 650,--, alsmede tot betaling aan de Hema van een bedrag van € 4.500,--, met rente en kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten hebben Vendorisk en de Hema aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 De gemeente heeft onrechtmatig gehandeld door onder hoge druk een grote hoeveelheid water onder de bestrating te spuiten, waardoor water en modder het bedrijfspand naar binnen hebben kunnen dringen en schade hebben toegebracht aan het interieur en de inrichting van de Hema.
3.2 Op grond van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de gemeente aansprakelijk voor de schade geleden door de Hema en door Vendorisk als haar verzekeraar. Deze schade is door het expertisebureau vastgesteld op een bedrag van € 8.355,--. Met aftrek van een eigen risico van € 4.500,--, heeft Vendorisk aan de Hema een bedrag van
€ 3.855,-- uitgekeerd. De kosten van het expertisebureau bedroegen € 650,--. De gemeente dient derhalve aan Vendorisk in totaal een bedrag van € 4.505,-- te vergoeden.
Voorts dient de gemeente aan de Hema haar eigen risico, een bedrag van € 4.500,--, te vergoeden. Vendorisk is op grond van artikel 284 Wetboek van Koophandel gesubrogeerd in de rechten van de Hema.
3.3 De Hema/Vendorisk vorderen de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2003.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Vendorisk en de Hema in de kosten van het geding.
De gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 De gemeente is niet aansprakelijk voor de door de Hema en Vendorisk geleden schade. De gemeente heeft het water niet onder hoge druk onder de bestrating gespoten. Het trottoir is enkel blank gezet. Het onder water zetten van het trottoir is niet de oorzaak van de schade.
4.2 De schade heeft kunnen ontstaan door een gebrek in opstal, te weten een opening in de gevel van het pand van de Hema ter hoogte van de kelder, en is dus aan de Hema, althans aan de eigenaar van het pand, zelf te wijten. De uitwendige scheidingsconstructie van het pand was niet waterdicht. Op grond van artikel 6:174 BW is de Hema, als de bezitter van de opstal, risicoaansprakelijk nu de opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
5 De beoordeling
5.1 Tussen partijen staat vast dat de schade die op 14 augustus 2003 aan het interieur en de inrichting van de Hema is toegebracht, is veroorzaakt door water en modder dat door de muur van de Hema het pand is binnengedrongen na het blank zetten van een gat in het naastgelegen trottoir. Als door Vendorisk en de Hema onweersproken gesteld staat voorts vast dat de schade als gevolg van de wateroverlast op 14 augustus 2003 € 8.355,-- bedraagt en dat ter zake van het opmaken van het expertiserapport kosten ad € 650,-- zijn betaald. Als onweersproken gesteld staat tevens vast dat Vendorisk voor de schade en expertisekosten ad € 4.505,-- is gesubrogeerd in de rechten van de Hema.
5.2 Tijdens de comparitie heeft het geschil zich toegespitst op de vraag op welke afstand van het pand van de Hema zich het gat bevond waarin de gemeente water heeft gespoten. Vendorisk en de Hema hebben bij monde van de [medewerker] bij de Hema en ten tijde van de wateroverlast ter plaatse aanwezig, gesteld dat dit gat zich hooguit 1 of 2 meter vanaf de buitenmuur van de Hema bevond. [medewerker2], destijds eveneens medewerker van de Hema en ter plaatse aanwezig, heeft in dat verband gesproken over een gat vlak bij de gevel van de Hema.
5.3 Volgens de gemeente is water gespoten op 8 tot 9 meter vanaf de buitenmuur van de Hema. Namens de gemeente heeft [medewerker 3], werkzaam bij de afdeling algemene juridische zaken van de gemeente, verklaard dat als een verzakking grenst aan een gevel, daar geen water in wordt gespoten omdat dit vragen om moeilijkheden is en als dat zo was geweest, deze methode niet was toegepast.
Verder heeft de gemeente ten verwere aangevoerd dat de schade is veroorzaakt doordat er een gat was in de buitenmuur van de Hema op kelderhoogte, welk standpunt door de Hema en Vendorisk is betwist.
5.4 De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen staat als onweersproken gesteld door de Hema en Vendorisk vast dat de gemeente aansprakelijk is voor eventuele fouten gemaakt door de gemeentewerkers die water in het gat hebben gespoten. De vraag of het hier gaat om een fout van de gemeentewerkers moet worden beantwoord aan de hand van de volgende maatstaf. Of het in het leven roepen van een gevaarlijke situatie waaruit schade aan zaken kan voortvloeien onrechtmatig is, hangt af van de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen voorzorgsmaatregelen.
5.5 Tussen partijen is niet in geschil dat het spuiten van water onder maaiveld in de nabijheid van de gevel van de Hema schade aan het pand van de Hema en zich daarin bevindende inventaris kan toebrengen.
Uit het onder 5.3 weergegeven standpunt van de gemeente dat als een verzakking grenst aan een gevel daarin geen water wordt gespoten omdat dat vragen om moeilijkheden is en als dat zo was geweest de gebruikte methode niet was toegepast, volgt niet alleen dat schade als gevolg van water spuiten op hooguit 2 meter uit de gevel van de Hema voor de gemeente voorzienbaar was, kennelijk ook als er geen gat in de gevel van Hema was, maar ook dat de kans op schade bij aldus handelen groot was. Voort is het een feit van algemene bekendheid dat water aan een gebouw en inventaris aanzienlijke schade kan toebrengen.
Ter comparitie is namens de gemeente verklaard dat de Hema door de gemeente niet is gewaarschuwd voorafgaand aan het spuiten van water in het gat. Gesteld noch gebleken is dat het door de gemeente waarschuwen van de Hema, of het controleren van de ondergrondse gevel van de Hema op gaten voorafgaand aan de werkzaamheden van de gemeente voor de gemeente bezwaarlijk was. Integendeel, de rechtbank gaat ervan uit dat het waarschuwen van de Hema eenvoudig had kunnen gebeuren.
Dit brengt mee dat indien vast zou komen te staan, zoals de Hema en Vendorisk hebben gesteld en de gemeente gemotiveerd heeft betwist, dat de gemeente op een afstand van hooguit circa 2 meter uit de gevel van de Hema water in het gat heeft gespoten, de gemeente aldus onrechtmatig jegens de Hema heeft gehandeld. Als de partijen die zich op enig rechtgevolg van deze stelling beroepen, zullen de Hema en Vendorisk worden toegelaten hun stelling te bewijzen.
5.6 Indien de Hema en Vendorisk slagen in dit bewijs, dient aan de orde te komen het verweer van de gemeente dat de schade mede is veroorzaakt doordat er onder de grond een gat in de gevel van de Hema was waar het water doorheen is gelopen. Gelet op de omstandigheid dat vaststaat dat de gemeente de Hema niet heeft gewaarschuwd en aldus de mogelijkheid heeft ontnomen het gat – als het er al was – deugdelijk te dichten voor aanvang van de werkzaamheden, terwijl is gesteld noch gebleken dat dit waarschuwen niet van de gemeente kon worden gevergd, verzet de billijkheid zich tegen een verdeling van de schade tussen de gemeente en de Hema, aldus dat de Hema een deel van de schade zelf moet dragen. Derhalve zal bij slagen van het bewijs de gemeente als de partij die een toerekenbare onrechtmatige daad jegens de Hema heeft gepleegd, de gevorderde schade die de Hema als gevolg hiervan heeft geleden aan de Hema en aan Vendorisk voorzover deze is gesubrogeerd in de rechten van de Hema, moeten vergoeden. Alsdan zal de vordering derhalve worden toegewezen.
5.7 Indien de Hema en Vendorisk niet slagen in voornoemd bewijs moet ervan uitgegaan worden dat de gemeente op een afstand groter dan circa 2 meter vanuit de gevel van de Hema water in het gat heeft gespoten. Nu de gemeente blijkens haar stelling dat de schade bij spuiten dichtbij de gevel voorzienbaar was, impliciet heeft betwist dat schade voortvloeiend uit het inspuiten van water op een grotere afstand voorzienbaar was en daaromtrent door de Hema en Vendorisk niets is gesteld en overigens niets is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat zij hun stelling dat de gemeente ook in dat geval onrechtmatig heeft gehandeld onvoldoende gemotiveerd hebben onderbouwd. In dat geval zal de vordering derhalve worden afgewezen.
5.8 In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
draagt de Hema en Vendorisk op te bewijzen dat de plaats waar de gemeente water in de put heeft gespoten hooguit 2 meter is verwijderd van de buitengevel van het bedrijfspand waarin de Hema is gevestigd aan de kant van de Korte Hoogstraat te Rotterdam;
bepaalt dat indien eiseressen respectievelijk de gemeente dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. T.F. Hesselink;
bepaalt dat de procureur van eiseressen binnen twee weken na vonnisdatum opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden september tot en met november 2007 en dat de procureur van de gemeente binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink.
Uitgesproken in het openbaar.
585/777