ECLI:NL:RBROT:2007:BA6219
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.W. Heyman
- R.A. Overbosch
- C. Bouwman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in erfrechtelijk kort geding
In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2007 een verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter in een kort geding afgewezen. Het wrakingsverzoek werd ingediend door verzoeker, die van mening was dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het griffiedossier en de processtukken, waaronder het proces-verbaal van de zitting van 25 april 2007. Tijdens deze zitting heeft de rechter de minderjarige wettelijke erfgenamen de toegang tot de zitting ontzegd, wat verzoeker als een schending van hun rechten beschouwde. Verzoeker voerde aan dat de rechter, die meer dan twintig jaar geleden bij hetzelfde kantoor als verzoeker had gewerkt, hierdoor vooringenomen zou zijn.
De rechtbank overwoog dat zittingen openbaar zijn, maar dat er uitzonderingen kunnen worden gemaakt in het belang van minderjarigen of ter bescherming van het privéleven. De beslissing om de minderjarigen niet toe te laten was volgens de rechtbank gerechtvaardigd, gezien de aard van het erfrechtelijk geschil. Daarnaast werd gesteld dat het feit dat de rechter ooit een kantoorgenoot van verzoeker was, onvoldoende grond vormde voor de vrees van vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten.
De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de aangevoerde argumenten. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. In dit geval was dat niet aangetoond, waardoor het verzoek tot wraking ongegrond werd verklaard.