ECLI:NL:RBROT:2007:BA6721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/993031-06
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Groen
  • M. Mul
  • D. Dingemanse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk gebruik maken van valse manurenstaten in bedrijfsadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk gebruik maken van valse manurenstaten in de bedrijfsadministratie van een rechtspersoon. De verdachte, geboren in 1972, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Wladimiroff. De officier van justitie, mr. Koopmans, had geëist dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, maar heeft de strafmaat aangepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 meermalen opzettelijk valse manurenstaten heeft opgenomen in de administratie van de firma, met als doel deze als echt en onvervalst te presenteren. Dit handelen heeft geleid tot financieel nadeel voor de fiscus en heeft bijgedragen aan de stimulering van illegale arbeid.

Uitspraak

Parketnummer: 10/993031-06
Datum uitspraak: 26 januari 2007
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsvrouw mr. A. Wladimiroff, advocaat te Den Haag.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2007.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 en A2, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Koopmans heeft gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat
[naam rechtspersoon]., in de periode van 01 januari 2001 tot en met 30 september 2002 te 's Gravenzande,
meermalen, opzettelijk valse manurenstaten te weten:
in het jaar 2001 de manurenstaten over de weken 1 (D/065), 4 (D/044), 7 (D/049), 10 (D/066), 12 (D/067), 13 (D/068), 16 (D/054), 26 (D/59), 30 (D/069), 38 (D/070), 39 (D/071), 42 (D/072), 44 (D/073), 45 (D/063), 47 (D/074), 48 (D/075), 49 (D/076) en 52 (D/077);
en
in het jaar 2002 de manurenstaten over de weken 1 (D/078), 4 (D/079), 5 (D/080), 7 (D/081), 9 (D/082), 11 (D/083), 16 (D/084), 19 (D/085), 28 (D/086), 34 (D/087), 38 (D/088);
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) heeft opgenomen in de administratie van [naam rechtspersoon], zulks om die valse manurenstaten als echt en onvervalst te aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen en in vereniging feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEIT
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd, dat het tenlastegelegde feit wellicht wel kan worden bewezen, maar dat dit vanwege in de tenlastelegging ontbrekende bestanddelen noch een strafbaar feit als bedoeld in art. 225, eerste lid, noch een strafbaar feit als bedoeld in art. 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan opleveren. De raadsvrouw bepleit ontslag van alle rechtsvervolging omdat het feit niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de officier van justitie duidelijk te kennen gegeven dat de tenlastelegging ziet op het verwijt, zoals neergelegd in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Blijkens de verklaring van de verdachte, door hem afgelegd tegenover de verbalisanten tijdens het opsporingsonderzoek en zijn verklaring ter terechtzitting, staat vast dat voor hem voldoende duidelijk was wat hem werd verweten.
Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het in de tenlastelegging omschreven feitelijk handelen van de verdachte, namelijk het bewust opnemen van valse in de tenlastelegging nader aangeduide manurenstaten in de bedrijfsadministratie van de firma [naam rechtspersoon] verstaat de rechtbank het door de officier van justitie in de dagvaarding geformuleerde "heeft opgenomen in de administratie van [naam rechtspersoon]" als "gebruik maken" zoals bedoeld in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen feit levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij als medepleger feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gedurende een lange periode heeft de firma [naam rechtspersoon] valse manurenstaten in haar administratie opgenomen. Daarmee werd bewerkstelligd dat ten onrechte te weinig belasting werd geheven. Verdachte is daarvoor samen met zijn vader als medeleidinggever verantwoordelijk.
Met zijn handelingen heeft verdachte er aan bijgedragen dat financieel nadeel werd berokkend aan de fiscus, en daarmee ook aan de samenleving. De fiscus moet erop kunnen vertrouwen dat bedrijfsadministraties in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Daarenboven wordt door deze handelwijze gestimuleerd of in stand gehouden dat personen zonder verblijfsvergunning, hoewel daartoe niet gerechtigd, op de arbeidsmarkt participeren, dan wel dat personen die - als ware zij werkloos - een uitkering genoten, op deze wijze "zwart" kunnen werken.
Gelijk de officier van justitie bij haar eis heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat in aanzienlijke mate rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld en met het tijdsverloop tussen het moment waarop door of namens de staat jegens de verdachte een daad is gesteld waaruit de verdachte heeft opgemaakt dat een vervolging zou worden ingesteld, en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Zij is uitgekomen op een strafmodaliteit die met name tot doel heeft verdachte ervan te weerhouden in de toekomst (soortgelijke) delicten te plegen. Anders dan de officier van justitie in haar eis komt de rechtbank niet tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Tegen de achtergrond van de aard van het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank een werkstraf meer op zijn plaats.
Alles afwegende acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9a, 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- legt de verdachte een taakstraf op bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uur, waarbij de Stichting Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
- beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Groen, voorzitter,
en mrs. Mul en Dingemanse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Leijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2007.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.