ECLI:NL:RBROT:2007:BA7839
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C.A.T. Frima
- A.N. van Zelm van Eldik
- E.A. Vroom
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot benoeming voorlopige commissie van schuldeisers in faillissementen Novacap
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2007 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek ex artikel 74 van de Faillissementswet (Fw) van de besloten vennootschappen HOLLAND BOLROY MARKT B.V., HOLLAND BLUMEN MARKT HOLLAND B.V., HOLLAND BLUMEN MARKT HBM HOLDING B.V., en HOLLAND IRIS SELECT B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als 'HBM'). HBM verzocht de rechter-commissaris om een voorlopige commissie van schuldeisers te benoemen, omdat zij van mening was dat de curatoren onvoldoende kennis hadden van de bloembollenhandel en -teelt. HBM stelde dat zij al dertig jaar actief is in deze branche en dat er serieuze verdenkingen waren van onregelmatigheden door het bestuur van Novacap c.s., wat de benoeming van een commissie noodzakelijk maakte.
De curatoren, die waren benoemd in de faillissementen van de betrokken vennootschappen, hebben echter aangegeven dat er geen aanleiding was voor de benoeming van een commissie. De rechter-commissaris heeft in zijn advies ook geadviseerd om het verzoek van HBM af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 mei 2007 hebben de raadslieden van HBM en de curatoren hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van beide partijen gewogen.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de belangrijkheid van de boedel aanleiding zou kunnen geven tot de benoeming van een commissie, de verwachting van een uitkering aan concurrente schuldeisers op dat moment niet bestond. De rechtbank oordeelde dat de curatoren, gezien hun juridische deskundigheid, in staat waren om onafhankelijk en deskundig onderzoek te doen naar de mogelijkheden om bestuur en/of adviseurs van Novacap c.s. aansprakelijk te stellen. Daarom was er geen reden om aan te nemen dat de curatoren misleid zouden worden door het bestuur van Novacap c.s.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van HBM afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.