ECLI:NL:RBROT:2007:BA7943
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Verval van instantie en proceskosten in civiele procedure
In deze civiele procedure voor de Rechtbank Rotterdam, met zaaknummer 269854 / HA ZA 06-2734, heeft de rechtbank op 2 mei 2007 uitspraak gedaan in een incident waarin Nedlloyd verval van instantie heeft gevorderd. De vordering tot verval van instantie is gebaseerd op het feit dat er meer dan drie jaar is verstreken sinds de zaak ambtshalve is geroyeerd. Equinox cs heeft deze vordering gemotiveerd betwist, maar de rechtbank oordeelt dat de procedure vóór 1 januari 2002 is aangevangen, waardoor het oude procesrecht van toepassing is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de akte van procureur tot procureur niet aan de procureur van Equinox cs is betekend, maar aan een kantoorgenoot. De rechtbank concludeert dat er geen twijfel bestaat dat de akte mr. Smit heeft bereikt, aangezien hij een antwoordakte heeft ingediend met inhoudelijk verweer. Er is niet aangetoond dat Equinox cs onredelijk in haar belangen is geschaad door de wijze van betekening.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de procedure op 2 december 1999 ambtshalve is geroyeerd en dat er een procureurswijziging heeft plaatsgevonden op 28 november 2002. Equinox cs heeft de zaak op 4 oktober 2006 op de rol gebracht om pleidooi te vragen, maar Nedlloyd heeft op 11 oktober 2006 de vordering tot verval van instantie ingediend. De rechtbank oordeelt dat er grond is voor verval van instantie, omdat er meer dan drie jaar is verstreken sinds het ambtshalve royement. De proceskosten in het incident worden toegewezen aan Nedlloyd, die als in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten tot aan deze uitspraak, vastgesteld op EUR 452. De rechtbank wijst de vordering tot vervallenverklaring van instantie toe en veroordeelt Equinox cs in de proceskosten.