ECLI:NL:RBROT:2007:BA7943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
269854 / HA ZA 06-2734
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van instantie en proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure voor de Rechtbank Rotterdam, met zaaknummer 269854 / HA ZA 06-2734, heeft de rechtbank op 2 mei 2007 uitspraak gedaan in een incident waarin Nedlloyd verval van instantie heeft gevorderd. De vordering tot verval van instantie is gebaseerd op het feit dat er meer dan drie jaar is verstreken sinds de zaak ambtshalve is geroyeerd. Equinox cs heeft deze vordering gemotiveerd betwist, maar de rechtbank oordeelt dat de procedure vóór 1 januari 2002 is aangevangen, waardoor het oude procesrecht van toepassing is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de akte van procureur tot procureur niet aan de procureur van Equinox cs is betekend, maar aan een kantoorgenoot. De rechtbank concludeert dat er geen twijfel bestaat dat de akte mr. Smit heeft bereikt, aangezien hij een antwoordakte heeft ingediend met inhoudelijk verweer. Er is niet aangetoond dat Equinox cs onredelijk in haar belangen is geschaad door de wijze van betekening.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de procedure op 2 december 1999 ambtshalve is geroyeerd en dat er een procureurswijziging heeft plaatsgevonden op 28 november 2002. Equinox cs heeft de zaak op 4 oktober 2006 op de rol gebracht om pleidooi te vragen, maar Nedlloyd heeft op 11 oktober 2006 de vordering tot verval van instantie ingediend. De rechtbank oordeelt dat er grond is voor verval van instantie, omdat er meer dan drie jaar is verstreken sinds het ambtshalve royement. De proceskosten in het incident worden toegewezen aan Nedlloyd, die als in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten tot aan deze uitspraak, vastgesteld op EUR 452. De rechtbank wijst de vordering tot vervallenverklaring van instantie toe en veroordeelt Equinox cs in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 269854 / HA ZA 06-2734
Uitspraak: 2 mei 2007
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging N.V. EQUINOX,
gevestigd te Wijnegem (België),
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging SUN ALLIANCE N.V.,
gevestigd te Antwerpen (België),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
procureur mr. R.B. Gerretsen,
advocaat mr. V.M. de Brauw,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid P&O NEDLLOYD B.V. voorheen genaamd NEDLLOYD LIJNEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. H.J. Smit,
advocaat mr. O.G. Trojan.
Partijen worden aangeduid als “Equinox cs” respectievelijk “Nedlloyd”.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in het griffiedossier. Uit die stukken blijkt het procesverloop.
1. Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan
1.1 Nedlloyd heeft verval van instantie gevorderd, omdat er meer dan drie jaar is verlopen sedert de zaak ambtshalve is geroyeerd. Equinox cs heeft de vordering gemotiveerd betwist.
1.2 Daar de procedure vóór 1 januari 2002 is aangevangen (te weten met de in 1993 (onder zaak-/rolnummer 10347 / HA ZA 93-7109) ingeschreven dagvaarding, is Rv (oud) van toepassing.
1.3 De vordering is vervat in een akte van procureur tot procureur en is niet aan de procureur van Equinox, doch aan zijn kantoorgenoot [persoon] gericht. Anders dan Equinox cs heeft betoogd leidt dit er niet toe dat deze akte het beoogde rechtsgevolg mist, omdat er geen twijfel over kan bestaan dat de akte mr. Smit heeft bereikt, aangezien hij een antwoordakte heeft genomen met daarin een inhoudelijk verweer, en gesteld noch gebleken is dat Equinox cs onredelijk in haar belangen is geschaad doordat de akte niet aan haar procureur is betekend.
1.4 Uit de zich bij de rechtbank bevindende stukken (met inbegrip van die in het griffiedossier in de zaak met zaak-/rolnummer 10347 / HA ZA 93-7109) en uit de rolkaarten in beide zaken blijkt dat de procedure op 2 december 1999 ambtshalve is geroyeerd. De rolkaart vermeldt vervolgens een procureurswijziging aan de zijde van Equinox cs op 28 november 2002. Daarna heeft Equinox cs de zaak opgebracht op de rol van 4 oktober 2006 teneinde pleidooi te vragen en heeft Nedlloyd op de rol 11 oktober 2006 de door haar op 28 september 2006 betekende akte met daarin de vordering tot verval van instantie genomen.
1.6 Uit het voorgaande blijkt dat er grond is voor verval van instantie, daar hier sprake is van voortzetting van de zaak na meer dan drie jaar. Uit haar op 29 september 2006 ingediende B-1/6 formulier met daarin haar opbrengingsverzoek, waarin staat - voor zover hier van belang - : “procedure werd ter rolle van 28 november 2002 ambtshalve geroyeerd.”, blijkt dat Equinox cs daar ook van uitgaat.
Voor het voorgaande is het onverschillig of het ambtshalve royement op 2 december 1999 dan wel op 28 november 2002 heeft plaatsgehad en of op 28 november 2002 sprake was van een ambtshalve royement dan wel van een procureurswijziging.
Of, zoals Equinox cs heeft betoogd, haar verzoek om de zaak op te brengen op de rol 4 oktober 2006 geldt als een behoorlijke procesakte als bedoeld in art 281 Rv(oud), kan onbesproken blijven, aangezien er meer dan drie jaar verlopen was na 28 november 2002 toen zij dit verzoek deed.
1.8 Krachtens art 282 lid 2 Rv (oud) worden de proceskosten van het vervallen verklaarde geding voor gecompenseerd gehouden. De proceskosten in het incident vallen buiten de reikwijdte van vorenbedoelde bepaling. Equinox cs wordt als de in het ongelijk gestelde partij in deze kosten veroordeeld.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering tot vervallenverklaring van instantie toe;
veroordeelt Equinox cs in de proceskosten die tot aan deze uitspraak worden gesteld op EUR 452;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken in het openbaar.
1548