ECLI:NL:RBROT:2007:BB0250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
276543 / HA ZA 07-158
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid in een civiele procedure met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2007 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid, ingediend door Mevi Internationaal Expeditiebedrijf tegen Bacardi & Company en Bacardi International. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bacardi International, opgericht naar het recht van Bermuda, op grond van het Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, vrijgesteld is van het stellen van proceskostenzekerheid. Dit verdrag geldt ook voor Bermuda en stelt dat onderdanen van de Hoge Verdragsluitende Partijen in elkaars gebieden niet verplicht zijn om zekerheid te stellen voor proceskosten, mits een onderdaan van de andere partij onder gelijke omstandigheden ook niet verplicht zou zijn om dat te doen.

Bacardi & Company, daarentegen, is opgericht naar het recht van Liechtenstein en houdt kantoor op de Bahama's. De rechtbank oordeelt dat dit verdrag niet op Bacardi & Company van toepassing is, omdat deze rechtspersoon niet als 'onderdaan' in de zin van het verdrag wordt aangemerkt. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Mevi, voor zover gericht tegen Bacardi International, afgewezen, maar de zaak naar de rol verwezen voor uitlaten door Mevi over de stelling van Bacardi & Company dat zij houdster is van Benelux-merkrechten, waarop beslag gelegd zou kunnen worden tot verhaal van eventuele proceskosten.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het verdrag besproken, en geconcludeerd dat Bacardi & Company geen rechtspersoon is die onder de bescherming van het verdrag valt. De beslissing om de zaak aan te houden voor verdere behandeling is genomen om Mevi de gelegenheid te geven te reageren op de stelling van Bacardi & Company. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 276543 / HA ZA 07-158
Uitspraak: 20 juni 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BACARDI & COMPANY LIMITED,
gevestigd in Liechtenstein en kantoorhoudende in Nassau, Bahama’s;
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BACARDI INTERNATIONAL LIMITED,
gevestigd in Hamilton, Bermuda,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het proceskostenzekerheidsincident,
procureur mr. M.A.R.C. Padberg,
advocaat mr. N.W. Mulder en mr. R.E. van Schaik te Amsterdam
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEVI INTERNATIONAAL EXPEDITIEBEDRIJF,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het proceskostenzekerheidsincident,
procureur mr. T.A. Vermeulen.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “Bacardi & Company”, “Bacardi International” en “Mevi”.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Het procesverloop blijkt uit die stukken.
1 Het geschil in het proceskostenzekerheidsincident en de beoordeling daarvan
1.1
De incidentele vordering luidt dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat alvorens verder geprocedeerd wordt in de hoofdzaak, Bacardi & Company en Bacardi International zekerheid dienen te stellen tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van Bacardi & Company en Bacardi International in de kosten van het incident.
1.2
Bacardi & Company en Bacardi International hebben de incidentele vordering gemotiveerd betwist.
1.3
Krachtens artikel 224 lid 1 Rv - weergegeven voor zover hier van belang - zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen, op vordering van de wederpartij verplicht tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. In lid 2 van dit artikel zijn onder a-d de vier gevallen opgesomd waarin geen verplichting tot het stellen van proceskostenzekerheid bestaat.
1.4
Bacardi & Company en Bacardi International zijn vreemdelingen in de zin van artikel 224 lid 1 Rv en zullen derhalve in beginsel proceskostenzekerheid dienen te stellen.
1.5
Artikel III van het Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende rechtsgedingen van 17 november 1967 (Trb. 1967, 196) luidt als volgt:
“De onderdanen van een der Hoge Verdragsluitende Partijen zijn in de gebieden van de andere Hoge Verdragsluitende Partij niet verplicht zekerheid te stellen voor proceskosten in de gevallen waarin een onderdaan van die Hoge Verdragsluitende Partij daartoe onder gelijke omstandigheden niet gehouden.”
Het verdrag geldt wat Groot-Brittannië betreft mede voor Bermuda (Trb. 1971, 97).
Bacardi International is een onderdaan van (het Verenigd Koninkrijk van) Groot-Brittannië (en Noord-Ierland), nu deze rechtspersoon opgericht is naar het recht van Bermuda. Zie artikel I lid 2 onder c van het verdrag. Nu een Nederlandse eiseres onder gelijke omstandigheden niet tot het stellen van proceskostenzekerheid gehouden zou zijn, betekent het bovenstaande dat Bacardi International evenmin tot het stellen van proceskostenzekerheid is gehouden. Hier is derhalve sprake van het onder a van het tweede lid van artikel 224 Rv genoemde geval, waarin geen verplichting tot het stellen van proceskostenzekerheid bestaat indien dit voortvloeit uit een verdrag. De incidentele vordering, voor zover deze is gericht tegen Bacardi International, ligt dan ook voor afwijzing gereed.
1.6
Er bestaat geen voor Nederland geldende verdrags- of EG-verordeningsbepaling als bedoeld in artikel 224 lid 2 onder a Rv op grond waarvan Bacardi & Company niet kan worden veroordeeld tot het stellen van proceskostenzekerheid. Weliswaar houdt Bacardi & Company kantoor op de Bahama’s, op welk land het hierboven genoemde Brits-Nederlandse verdrag mede betrekking heeft (Trb. 1971, 97; 1981, 62), dat neemt niet weg dat uitsluitend rechtspersonen die zijn opgericht naar het recht van een van de verdragslanden als ‘onderdanen’ in de zin van dit verdrag worden aangemerkt (zie art. I lid 2 onder c), zodat Bacardi & Company, dat is opgericht naar het recht van een derde land, Liechtenstein, geen onderdaan in voornoemde zin is.
1.7
De woonplaats van Bacardi & Company is (mede) gelegen op de Bahama’s, waar zij immers kantoor houdt. Er bestaat geen voor Nederland geldende verdrags- of EG-verordeningsbepaling als bedoeld in artikel 224 lid 2 onder b Rv op grond waarvan een veroordeling tot betaling van proceskosten (een veroordeling tot betaling van schadevergoeding) op de Bahama’s in de onderhavige zaak ten uitvoer zal kunnen worden gelegd. Datzelfde geldt overigens in de verhouding Nederland-Liechtenstein.
1.8
Gesteld noch gebleken is dat door de verplichting tot het stellen van proceskostenzekerheid voor Bacardi & Company de effectieve toegang tot de Nederlandse rechter wordt belemmerd als bedoeld in art. 224 lid 2 onder d Rv.
1.9
Ingevolge artikel 224 lid 2 onder c Rv hoeft geen proceskostenzekerheid te worden gesteld indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten in Nederland mogelijk zal zijn. Bacardi & Company heeft zich op deze bepaling beroepen door aan te voeren dat zij houdster is van talloze Benelux-merkrechten, waarop Mevi beslag zou kunnen leggen tot verhaal van een eventuele proceskostenveroordeling. Mevi heeft nog niet op deze stelling kunnen reageren. De zaak zal dan ook naar de rol worden verwezen voor uitlaten door Mevi.
1.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3 De beslissing
De rechtbank,
in het proceskostenzekerheidsincident
verwijst de zaak naar de rol van 18 juli 2007 voor uitlaten door Mevi bij akte omtrent de stelling van Bacardi & Company dat zij houdster is van talloze Benelux-merkrechten, waarop Mevi beslag zou kunnen leggen tot verhaal van een eventuele proceskostenveroordeling,
in de hoofdzaak
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken in het openbaar.
901/1548