ECLI:NL:RBROT:2007:BB1555
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. de Groot
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige door de vader
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige. De man, die de verwekker van het kind is, heeft verzocht om deze toestemming, aangezien de moeder van het kind op 12 februari 2006 is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de grootmoeder, die als voogdes is benoemd, niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure. De rechtbank oordeelt dat alleen het kind, de man die het kind wil erkennen en de moeder als belanghebbenden kunnen worden beschouwd. De grootmoeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de erkenning, omdat haar belangen niet relevant zijn in deze specifieke procedure. De bijzondere curator heeft de rechtbank geadviseerd dat het in het belang van de minderjarige is om de familierechtelijke relatie vast te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten en omstandigheden rechtvaardigen dat aan de man vervangende toestemming wordt verleend. De beschikking is gegeven door mr. M. de Groot, rechter tevens kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De man is vertegenwoordigd door zijn procureur, mr. H.E. Schweers, en de bijzondere curator is opgetreden in deze zaak. De rechtbank heeft de man vervangende toestemming verleend tot erkenning van de minderjarige en het meer of anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.