ECLI:NL:RBROT:2007:BB3479
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- M. de Groot
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over de toegang tot de voormalige echtelijke woning en de ter beschikkingstelling van huishoudelijke goederen na beëindiging van een geregistreerd partnerschap
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een kort geding tussen een vrouw en een man die eerder in een geregistreerd partnerschap hadden geleefd. Het geregistreerd partnerschap was op 27 oktober 2003 ontbonden, waarna de man eigenaar werd van de voormalige echtelijke woning. Na de ontbinding zijn partijen weer gaan samenwonen, maar de relatie eindigde opnieuw. De vrouw vorderde in kort geding dat de man haar toegang tot de woning zou verlenen en dat hij bepaalde huishoudelijke goederen aan haar ter beschikking zou stellen. De vrouw had tijdelijk geen andere huisvesting en had de goederen nodig om haar nieuwe woning in te richten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de man onterecht de vrouw en hun kind uit de woning had gezet, enkel op basis van zijn eigendomsrecht. De rechter stelde dat de woning van duurzaam samenwonende partners op één lijn staat met de echtelijke woning van gehuwden. Bij een crisissituatie moet er gekeken worden naar wie het meest belang heeft bij het bewonen van de woning, en in dit geval had de vrouw met het kind dat belang. De voorzieningenrechter gaf de man de opdracht om de goederen, zoals eerder overeengekomen, aan de vrouw ter beschikking te stellen en legde een dwangsom op voor het geval hij hier niet aan voldeed.
Daarnaast werd de man veroordeeld in de proceskosten van de vrouw. De rechter wees de vordering van de vrouw tot terugstorting van een bedrag op een spaarrekening van de minderjarige af, omdat de man niet beschikkingsonbevoegd was over dat spaartegoed. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007.