ECLI:NL:RBROT:2007:BB3487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
273739 / HA ZA 06-3297
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot doorhaling op verzoek van één partij in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2007 uitspraak gedaan in de zaak tussen [opposant] en de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een vordering van [opposant] die zich verzet tegen een dwangbevel van de gemeente, dat op 16 juli 2006 was uitgevaardigd. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de verzetdagvaarding en de conclusie van antwoord van de gemeente. De gemeente heeft de vordering van [opposant] gemotiveerd betwist en verzocht om afwijzing van de vordering, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een zaak op verzoek van partijen kan worden doorgehaald, maar dat doorhaling op eenzijdig verzoek niet mogelijk is. De rechtbank heeft het standpunt van [opposant] geïnterpreteerd als een intrekking van zijn vordering tegen de gemeente. Hierdoor heeft de rechtbank de vordering van [opposant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 248,00 aan vast recht en € 452,00 aan salaris voor de procureur.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gemeente Rotterdam het vonnis kan uitvoeren, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep. Dit vonnis benadrukt het belang van de procesregels omtrent doorhaling en de rol van partijen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 273739 / HA ZA 06-3297
Uitspraak: 1 augustus 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
procureur mr. S.P.J.F. Zwanen,
advocaat mr. H.S.K. Jap-A-Joe te Utrecht,
- tegen -
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
geopposeerde,
procureur mr. R.W. van Harmelen,
advocaat mr. S.C. Borger.
Partijen worden hierna aangeduid als "[opposant]" respectievelijk "de gemeente".
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- verzetdagvaarding d.d. 23 november 2006 en de door [opposant] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 14 maart 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- akte aan de zijde van de gemeente.
1.2 Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de brief van de advocaat van [opposant] van 10 mei 2007.
2. Het geschil
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het verzet van [opposant] tegen het dwangbevel van 16 juli 2006 gegrond te verklaren en de gemeente te verbieden het dwangbevel ten uitvoer te leggen met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
De gemeente heeft de vordering van [opposant] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [opposant] in de kosten van het geding.
3. De beoordeling
3.1 De advocaat van [opposant] heeft de rechtbank bij brief van 10 mei 2007 verzocht de zaak naar de rol te verwijzen voor doorhaling. De gemeente heeft met dit verzoek niet ingestemd maar vonnis gevraagd.
3.2 Op grond van artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt op verlangen van partijen de zaak op de rol doorgehaald. Doorhaling op eenzijdig verzoek is niet mogelijk.
3.3 De rechtbank begrijpt het standpunt van [opposant] aldus dat hij zijn vordering tegen de gemeente niet langer handhaaft. De vordering zal daarom worden afgewezen. [opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vordering van [opposant];
veroordeelt [opposant] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente bepaald op € 248,00 aan vast recht, op nihil aan overige verschotten en op € 452,00 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
336