ECLI:NL:RBROT:2007:BB3499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
276668 / HA ZA 07-173
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid door een eiser woonachtig in de Verenigde Staten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2007 uitspraak gedaan in een incident betreffende de vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid door eiser, die in de Verenigde Staten woont. Eiser is vrijgesteld van het stellen van proceskostenzekerheid op basis van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen Nederland en de Verenigde Staten, gesloten op 27 maart 1956. Flexgroep, de gedaagde partij, had gevorderd dat eiser zekerheid zou stellen voor de proceskosten, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank overwoog dat eiser, als vreemdeling zonder woonplaats in Nederland, in beginsel verplicht was om proceskostenzekerheid te stellen, maar dat de uitzonderingen in artikel 224 Rv van toepassing waren. Flexgroep werd veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 384,00. De hoofdzaak, waarin eiser een geldsom vordert van Flexgroep, blijft aanhouden voor verdere beslissing. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier, waarin Flexgroep de partijaanduidingen in de dagvaarding heeft gecorrigeerd. De rechtbank heeft de gewijzigde gegevens van partijen geaccepteerd en de zaak verder behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 276668 / HA ZA 07-173
Uitspraak: 15 augustus 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser] (dagvaarding: [eiser], h.o.d.n. IPDS AUTOMATISERING NEDERLAND B.V.),
wonende te [woonplaats],
(dagvaarding: gevestigd te Amsterdam),
eiser in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
procureur mr. mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. J.R. van Rossem te Amsterdam,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FLEXGROEP HOLDING B.V.
(dagvaarding: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Flexgroup B.V.),
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. R.P.L.H. Burger.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Flexgroep".
Het procesverloop blijkt uit de stukken in het griffiedossier. De rechtbank heeft daar kennis van genomen.
Flexgroep heeft aangegeven dat de partijaanduidingen in de dagvaarding gebreken vertonen. Zij heeft gewijzigde gegevens aangedragen en doet geen beroep op nietigheid van de dagvaarding. [eiser] heeft de door Flexgroep aangedragen gegevens bevestigd. De rechtbank gaat daarom uit van de partijnamen zoals vermeld in de kop van dit vonnis.
1 De beoordeling in het incident
1.1
De vordering in hoofdzaak strekt tot – kort gezegd - het veroordelen van gedaagde om aan eiser een geldsom te betalen. Eiser legt hieraan ten grondslag dat door hem verzonden facturen, die betrekking hadden op door hem geleverde producten waarover gedaagde nooit heeft geklaagd, niet zijn betaald.
1.2 Flexgroep heeft gevorderd dat de rechtbank [eiser] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot het stellen van zekerheid ten gunste van Flexgroep voor de proceskosten waarin [eiser] in de hoofdzaak veroordeeld zou kunnen worden, het bedrag van die zekerheid bepaalt op € 2.220,00 , en wel door middel van het stellen van een bankgarantie voor het bedrag door een algemeen erkende Nederlandse bankinstelling, die direct afroepbaar zal dienen te zijn op het eerste schriftelijke verzoek van Flexgroep met overlegging van het in dezen door de rechtbank te wijzen vonnis in de hoofdzaak en voorts veroordeelt in de kosten van het incident.
1.3 Krachtens artikel 224 lid 1 Rv - weergegeven voor zover hier van belang - zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen, op vordering van de wederpartij verplicht tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. In lid 2 van dit artikel zijn onder a-d de vier gevallen opgesomd waarin geen verplichting tot het stellen van proceskostenzekerheid bestaat.
1.4 [eiser] is een vreemdeling in de zin van artikel 224 lid 1 Rv en zal derhalve in beginsel proceskostenzekerheid dienen te stellen.
1.5 Nederland en de Verenigde Staten, het land waarin [eiser] woont (zijn gewone verblijfplaats heeft), hebben het Verdrag van vriendschap, handel en schaapvaart van 27 maart 1956 (Trb 1956/40) gesloten. Uit artikel V lid 1 van dit verdrag in verbinding met artikel 5 van het bij het verdrag behorende protocol vloeit voort dat onderdanen en vennootschappen van de Verenigde Staten in Nederland vrijgesteld zullen zijn van het storten van een waarborgsom voor proceskosten.
Daarmee ligt de incidentele vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid door [eiser] voor afwijzing gereed.
1.6 Flexgroep zal als de in het ongelijkgestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
1.7 Er zal thans beraad plaatsvinden of een comparitie van partijen zal worden bevolen. Iedere beslissing zal daartoe worden aangehouden.
2 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Flexgroep in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 384,00;
in de hoofdzaak
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken in het openbaar.
1634/1548