ECLI:NL:RBROT:2007:BB3499
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Incidentiële vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid door een eiser woonachtig in de Verenigde Staten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2007 uitspraak gedaan in een incident betreffende de vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid door eiser, die in de Verenigde Staten woont. Eiser is vrijgesteld van het stellen van proceskostenzekerheid op basis van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen Nederland en de Verenigde Staten, gesloten op 27 maart 1956. Flexgroep, de gedaagde partij, had gevorderd dat eiser zekerheid zou stellen voor de proceskosten, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank overwoog dat eiser, als vreemdeling zonder woonplaats in Nederland, in beginsel verplicht was om proceskostenzekerheid te stellen, maar dat de uitzonderingen in artikel 224 Rv van toepassing waren. Flexgroep werd veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 384,00. De hoofdzaak, waarin eiser een geldsom vordert van Flexgroep, blijft aanhouden voor verdere beslissing. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier, waarin Flexgroep de partijaanduidingen in de dagvaarding heeft gecorrigeerd. De rechtbank heeft de gewijzigde gegevens van partijen geaccepteerd en de zaak verder behandeld.