Ongeacht deze voorziening blijft echter de mogelijkheid bestaan dat als gevolg van graaf- en heiwerkzaamheden de ondergrond inklinkt of de stabiliteit van de ondergrond waarop de aanbouw is gefundeerd wordt verstoord waardoor het geheel (inclusief staalconstructie) kan gaan zakken.
Technieken zoals het injecteren van de ondergrond waardoor deze wordt gestabiliseerd kunnen dit probleem voorkomen, deze zijn echter vrij kostbaar."
3.10 Het is gelet op de brief van Valk de vraag of de kosten die zouden moeten worden gemaakt om het risico van verzakking van de aanbouw te elimineren economisch te verantwoorden zouden zijn geweest. In dit verband is van belang dat de aanbouw reeds in een zeer slechte toestand verkeerde. Immers het in opdracht van [X] opgesteld expertiserapport van 18 mei 1995 van Voorberg Bouwkunde B.V. vermeldt daaromtrent onder meer:
"(…) De achtergevel van de begane grond staat geheel los en dreigt om te vallen. Er is een scheur van 10 tot 15 cm aanwezig hetgeen een zeer gevaarlijke situatie is en waardoor tevens sprake is van lekkages. In de achtergevel bevindt zich tevens een scheur die ontstaan is ten gevolge van ongelijkmatige zetting (zie foto 5 en 6). (…)
Binnenzijde gebouw: De achterbouw begane grond is ernstig verzakt, op diverse lokaties zijn lekkageplekken zichtbaar. Of de verzakking het gevolg is van de sloopwerken staat niet vast.(…)"
3.11 De slechte toestand waarin de aanbouw van het pand verkeerde voorafgaande aan de in opdracht van HD Projecten vanaf december 1999 verrichte werkzaamheden kwam voor rekening en risico van [X]. Voor zover als gevolg van die slechte toestand kostbare maatregelen getroffen hadden moeten worden om verdere achteruitgang van de aanbouw door de sloop- en bouwwerkzaamheden te voorkomen, lag het niet zonder meer in de rede dat HD Projecten de daaraan verbonden kosten volledig voor haar rekening zou dienen te nemen. Uiteraard diende HD Projecten wel overleg te plegen met [X] omtrent de wijze waarop de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd, zulks mede met het oog op het zoveel mogelijk voorkomen van extra beschadiging van de aanbouw van pand. In beginsel lag het echter op de weg van [X] om vervolgens maatregelen te treffen om verdere beschadiging van de aanbouw te voorkomen.
3.12 Uit de overgelegde stukken kan de rechtbank slechts afleiden dat [X] er niet toe bereid, dan wel niet toe in staat was, investeringen in de aanbouw van het pand te plegen. Immers, reeds in 1995 was sprake van een zeer gevaarlijke situatie die het wenselijk maakte dat [X] op korte termijn maatregelen zou treffen. Niettemin heeft [X] nadien geen maatregelen getroffen. Ook ten tijde van het overleg in 1998 met HD Projecten omtrent te treffen maatregelen heeft [X] op geen enkel moment de bereidheid geuit enigerlei deel van de aan eventueel te treffen maatregelen verbonden kosten voor zijn rekening te nemen.
3.13 De rechtbank is van oordeel dat [X] - en daarmee Lawa - in de gegeven omstandigheden HD Projecten niet kan verwijten dat als gevolg van de in haar opdracht verrichte sloop- en bouwwerkzaamheden extra schade aan de aanbouw van het pand is opgetreden. De verplichting van HD Projecten om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [X] ging niet zover dat HD Projecten van de sloop- en bouwwerkzaamheden had dienen af te zien zolang [X] niet bereid was (ook) zijnerzijds te investeren in maatregelen om verdere schade aan de reeds zwaar beschadigde aanbouw van het pand te voorkomen.
3.14 De rechtbank is voorts van oordeel dat Lawa niet voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij, althans [X], door het gestelde onrechtmatig handelen en/of nalaten van HD Projecten schade heeft geleden. In dit verband lag het op de weg van Lawa om gemotiveerd in te gaan op de inhoud van het reeds bij conclusie van antwoord overgelegde rapport van 19 februari 2001 van de expert van GAB Robins Takkenberg B.V. Immers, deze expert wijst er terecht op dat uit rapportage van vóór aanvang van de werkzaamheden in december 1999 blijkt dat de aanbouw al instabiel en gezet was. Deze expert acht het aannemelijk dat de in opdracht van HD Projecten vanaf december 1999 uitgevoerde werkzaamheden tot een extra/versnelde zetting geleid hebben, maar hij concludeert dat dit niet tot een feitelijke schade/waardevermindering heeft geleid. Voorafgaand aan de werkzaamheden was de fundering zijns inziens al zodanig aangetast dat tot vervanging daarvan besloten had moeten worden. Lawa heeft de bevindingen en conclusie van deze expert niet weersproken.
3.15 Weliswaar lijkt het door Lawa overgelegde expertiserapport van 15 december 2000 van J. de Wit Advies en Expertise B.V. ervan uit te gaan dat er pas na de in december 1999 aangevangen werkzaamheden funderingsschade is ontstaan, maar deze veronderstelling en/of conclusie is niet in overeenstemming te brengen met de feiten zoals die blijken uit de voor 1999 uitgebrachte rapportage, zoals het expertiserapport van 18 mei 1995 van Voorberg Bouwkunde B.V., dat reeds ernstige verzakking van de achterbouw en scheurvorming door ongelijkmatige zetting noemt, en het vooropnamerapport.
3.16 De rechtbank stelt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat voor zover Lawa het HD Projecten al zou kunnen verwijten dat zij zonder voldoende onderzoek te doen verrichten vanaf december 1999 sloop- en bouwwerkzaamheden heeft doen uitvoeren waardoor extra beschadiging van de aanbouw van het pand is opgetreden, die extra beschadiging niet tot economische schade heeft geleid. Lawa heeft immers niet voldoende gemotiveerd weersproken dat herstel van de fundering en vervanging van de aanbouw reeds voorafgaande aan de vanaf december 1999 uitgevoerde sloop- en bouwwerkzaamheden noodzakelijk was.
3.17 Dat door de in opdracht van HD Projecten vanaf december 1999 verrichte werkzaam¬heden andere schade is toegebracht dan verdere beschadiging van de aanbouw, zoals aantasting van de fundering onder de rest van het pand, heeft Lawa niet voldoende gemotiveerd gesteld. Lawa heeft weliswaar gesteld dat het zeer waarschijnlijk is dat (ook) de fundering onder de rest van het pand (de hoogbouw) is aangetast door de sloop- en bouwwerkzaamheden, maar die stelling heeft Lawa in het geheel niet onderbouwd. Dit lag wel op haar weg, temeer nu de door HD Projecten ingeschakelde expert in het door hem opgestelde rapport gemotiveerd heeft aangegeven dat alles erop wijst dat de fundering van de hoogbouw in goede staat verkeert.
3.18 De slotsom is dat de vordering van Lawa dient te worden afgewezen. Lawa zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.