ECLI:NL:RBROT:2007:BB6555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
806380
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk beding in consumentenovereenkomst met automatische verlenging

In deze zaak vorderde David Lloyd Health & Fitness B.V., een fitnesscentrum, betaling van de kosten van een jaarabonnement van gedaagde. Gedaagde had een jaarabonnement bij David Lloyd, maar had de overeenkomst niet binnen de in de algemene voorwaarden gestelde opzegtermijn van drie maanden beëindigd. Gedaagde had de overeenkomst wel opgezegd voor het verstrijken van het abonnementsjaar. De kantonrechter oordeelde dat de opzegtermijn in de algemene voorwaarden als een onredelijk beding moest worden beschouwd. De procedure begon met een dagvaarding op 9 mei 2007, gevolgd door schriftelijk verweer van gedaagde en een comparitie van partijen op 29 juni 2007. De kantonrechter stelde vast dat de overeenkomst in september 2005 was aangegaan en dat gedaagde slechts sporadisch gebruik had gemaakt van de faciliteiten. De algemene voorwaarden van David Lloyd bevatten een beding dat bij opzegging een opzegtermijn van drie maanden in acht moest worden genomen. Gedaagde had de overeenkomst eind augustus 2006 opgezegd, maar niet binnen de gestelde termijn, waardoor David Lloyd de overeenkomst stilzwijgend had verlengd. De kantonrechter oordeelde dat het beding van automatische verlenging in strijd was met de Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter concludeerde dat het beding het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoorde ten nadele van gedaagde. Daarom kon David Lloyd zich niet beroepen op het beding en werd de vordering afgewezen. David Lloyd werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
sector kanton
VONNIS
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAVID LLOYD HEALTH & FITNESS B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
gemachtigde: Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als David Lloyd respectievelijk [gedaagde].
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- het exploot van dagvaarding van 9 mei 2007 met één productie;
- het schriftelijke verweer van [gedaagde];
- het tussenvonnis van 7 juni 2007 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 29 juni 2007.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken staat tussen partijen - zakelijk weergegeven - het volgende vast:
2.1 In september 2005 is tussen partijen een overeenkomst voor de duur van een jaar tot stand gekomen, op grond waarvan [gedaagde] tegen betaling van de maandelijkse contributie gebruik kon maken van de faciliteiten van David Lloyd.
2.2 [gedaagde] heeft na aanvang van de overeenkomst slechts een enkele keer van de faciliteiten van David Lloyd gebruikgemaakt. Hij heeft wel de contributie over de periode van september 2005 tot en met augustus 2006 aan David Lloyd voldaan.
2.3 Op de overeenkomst tussen partijen zijn de algemene voorwaarden van David Lloyd van toepassing. Deze bevatten onder meer het beding dat bij opzegging van de overeenkomst een opzegtermijn van drie maanden in acht moet worden genomen.
2.4 [gedaagde] heeft de overeenkomst eind augustus 2006 opgezegd. Nu deze opzegging niet binnen voornoemde termijn heeft plaatsgevonden, heeft David Lloyd de overeenkomst voor de duur van een jaar verlengd.
3. Het geschil
3.1 David Lloyd heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van € 1.085,99 vermeerderd met rente en kosten.
3.2 Aan haar vordering heeft David Lloyd ten grondslag gelegd dat [gedaagde] ondanks sommaties in gebreke is gebleven met betaling van de verschuldigde contributiegelden over de periode van september 2006 tot en met augustus 2007 ad € 912,00.
3.3 Naast voornoemd bedrag maakt David Lloyd aanspraak op buitengerechtelijke kosten ad € 150,00 en op vervallen rente ad € 23,99.
3.4 [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Hij voert aan dat David Lloyd misbruik maakt van de overeenkomst, nu [gedaagde] is vergeten de overeenkomst binnen de daarvoor geldende termijn op te zeggen en duidelijk is dat hij niet de intentie had om nog een jaar van het abonnement gebruik te maken. [gedaagde] voert voorts aan dat hij momenteel in een zware financiële periode verkeert en dat hij graag meewerkt aan een redelijke oplossing.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 David Lloyd heeft de overeenkomst op grond van haar algemene voorwaarden voor de duur van een jaar verlengd, nadat [gedaagde] de overeenkomst niet binnen de daartoe gestelde termijn, zoals opgenomen in de algemene voorwaarden, heeft beëindigd. Dat David Lloyd daarmee conform haar algemene voorwaarden heeft gehandeld, wil echter nog niet zeggen dat de vordering tot betaling van het bedrag van € 912,00 zonder meer toewijsbaar is.
4.2 De Raad van Europese Gemeenschappen heeft op 5 april 1993 een Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten uitgevaardigd (93/13), ter bescherming van de consument tegen bedingen die het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren.
4.3 In een bij deze Richtlijn behorende bijlage is een lijst van in algemene voorwaarden voorkomende bedingen opgenomen, die als oneerlijk in de zin van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt. In die lijst is onder andere het beding opgenomen dat tot doel of tot gevolg heeft een overeenkomst van bepaalde duur automatisch te verlengen bij ontbreken van tegengestelde kennisgeving van de consument, terwijl een al te ver van het einde van de overeenkomst verwijderde datum is vastgesteld als uiterste datum voor de kennisgeving van de wil van de consument om de overeenkomst niet te verlengen.
4.4 In zijn arrest van 27 juni 2000 (Oceano; NJ 2000, 730) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de rechters van de Lid-Staten ambtshalve behoren te toetsen of een beding in de algemene voorwaarden als een oneerlijk beding in de zin van eerdergenoemde Richtlijn moet worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat de ambtshalve toetsing een geschikt middel is om het met de Richtlijn beoogde resultaat (dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument de consument niet binden) te bereiken en ook een geschikt middel om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen.
4.5 In casu gaat het om het beding dat voorziet in automatische verlenging van de overeenkomst ingeval de consument deze niet binnen de daartoe gestelde termijn beëindigt. Een dergelijk beding kan alleen dan als oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn worden aangemerkt, als de uiterste datum voor de kennisgeving van de wil van de consument om de overeenkomst niet te verlengen een al te ver van het einde van de overeenkomst verwijderde datum is. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het onderhavige geval aan dit criterium voldaan, nu een opzegtermijn van drie maanden als een dergelijke al te ver van het einde van de overeenkomst verwijderde termijn kan worden aangemerkt.
4.6 Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft David Lloyd aangegeven dat zij, gelet op het door haar gebruikte pasjessysteem, heeft kunnen registreren dat [gedaagde] slechts in de eerste week na aanvang van de overeenkomst een enkele keer van haar faciliteiten gebruik heeft gemaakt. Desondanks heeft zij de overeenkomst, nadat deze een jaar heeft voortgeduurd, stilzwijgend verlengd voor de duur van opnieuw een jaar. Dat [gedaagde] van de faciliteiten reeds lange tijd geen gebruik heeft gemaakt en de overeenkomst heeft opgezegd - weliswaar te laat op grond van de algemene voorwaarden, maar vóór het einde van de overeenkomst - is voor David Lloyd geen aanleiding geweest [gedaagde] te attenderen op de verlenging. Ter comparitie van partijen heeft David Lloyd in dit kader aangegeven dat de consequenties van haar algemene voorwaarden in het onderhavige geval jegens [gedaagde] niet geheel redelijk te achten zijn.
4.7 Gelet op de onder 4.6 genoemde omstandigheden verstoort het beding in de algemene voorwaarden in het onderhavige geval, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van [gedaagde] aanzienlijk.
4.8 David Lloyd kan zich daarom jegens [gedaagde] niet beroepen op het onderhavige beding in haar algemene voorwaarden. De vordering, die is gegrond op dit beding, dient dan ook te worden afgewezen. Als gevolg daarvan zijn de nevenvorderingen evenmin voor toewijzing vatbaar.
4.9 Als de in het ongelijk gestelde partij wordt David Lloyd veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt David Lloyd in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.