ECLI:NL:RBROT:2007:BB7419

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
276543 / HA ZA 07-158
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid in civiele procedure

In deze zaak, die voortvloeit uit een tussenvonnis van 20 juni 2007, heeft de rechtbank Rotterdam zich gebogen over een incidentele vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid, ook wel bekend als cautio iudicatum solvi. De vraag die centraal staat is of deze vordering moet worden afgewezen op basis van artikel 224 lid 2 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel stelt dat er geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn. In dit geval is de eiseres, Bacardi & Company, houder van Benelux-merkrechten die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende verhaalsmogelijkheden zijn voor de proceskostenveroordeling, zoals bedoeld in de genoemde bepaling. De rechtbank oordeelt dat Mevi, de gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het proceskostenzekerheidsincident, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen geïnteresseerden zullen zijn die de merkrechten van Bacardi & Company zouden willen overnemen. Dit is van belang voor de vraag of Mevi in staat zal zijn om verhaal te nemen op de merkrechten in het geval Bacardi & Company in de proceskosten wordt veroordeeld.

De rechtbank wijst de incidentele vordering van Mevi af en reserveert de uitspraak over de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol van 31 oktober 2007 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is een belangrijke stap in de civiele procedure tussen de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 276543 / HA ZA 07-158
Uitspraak: 3 oktober 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BACARDI & COMPANY LIMITED,
gevestigd in Liechtenstein en kantoorhoudende in Nassau, Bahama’s;
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BACARDI INTERNATIONAL LIMITED,
gevestigd in Hamilton, Bermuda,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het proceskostenzekerheidsincident,
procureur mr. M.A.R.C. Padberg,
advocaat mr. N.W. Mulder en mr. R.E. van Schaik te Amsterdam
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEVI INTERNATIONAAL EXPEDITIEBEDRIJF,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het proceskostenzekerheidsincident,
procureur mr. T.A. Vermeulen.
Partijen blijven hierna aangeduid als respectievelijk “Bacardi & Company”, “Bacardi International” en “Mevi”.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Het procesverloop blijkt uit die stukken.
1 De verdere beoordeling van het geschil in het proceskostenzekerheidsincident
1.1
Bij vonnis d.d. 20 juni 2007 is de zaak naar de rol verwezen voor uitlaten door Mevi teneinde te kunnen reageren op de door Bacardi & Company in het kader van de vrijstellingsmogelijkheid van artikel 224 lid 2 onder c Rv geuite stelling dat zij houdster is van talloze Benelux-merkrechten, waarop Mevi beslag zou kunnen leggen tot verhaal van een eventuele proceskostenveroordeling.
1.2
Mevi heeft vervolgens een akte genomen en Bacardi & Company een antwoordakte.
1.3
Dat vorenbedoelde Benelux-merkrechten van Bacardi & Company een zekere (niet onaanzienlijke) waarde vertegenwoordigen, is tussen partijen niet in geschil. Waar het in de onderhavige zaak uiteindelijk evenwel om gaat, is de vraag of, voor het geval Bacardi & Company in de proceskosten wordt veroordeeld, redelijkerwijs aannemelijk is dat Mevi deze merkrechten - na beslaglegging - zal kunnen uitwinnen (verkopen) voor de uitvoering van deze proceskostenveroordeling. In dat verband is de vraag van belang, gelet op het bepaalde in artikel 6:51 lid 2 BW, of de door Bacardi & Company te stellen zekerheid zodanig zal zijn dat Mevi daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen. Dit is het geval, nu Mevi onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er te zijner tijd geen geïnteresseerden zullen zijn die vorenbedoelde merkrechten zouden willen overnemen voor een bedrag waarmee de uit een eventuele proceskostenveroordeling van Bacardi & Company voortvloeiende geldschuld zal kunnen worden voldaan. Daarbij gaat het immers, naar vooralsnog mag worden aangenomen, om een schuld van een zeer beperkte omvang in verhouding tot de waarde van vorenbedoelde Benelux-merkrechten van Bacardi & Company.
1.4
Daarmee ligt de incidentele vordering van Mevi voor afwijzing gereed.
1.5
De uitspraak over de proceskosten zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
3 De beslissing
De rechtbank,
in het proceskostenzekerheidsincident
wijst de vordering af;
reserveert de uitspraak over de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 31 oktober 2007 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken in het openbaar.
901/1548