ECLI:NL:RBROT:2007:BB7618
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- J. Sap
- H.L. de Gruijl-van Benthem
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2007 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster] B.V., die zich als gedaagde bevond in een civielrechtelijke procedure tegen [eiseres]. De wrakingsgrond was dat de rechter, tijdens de comparitie van partijen op 16 januari 2007, zich partijdig zou hebben opgesteld ten opzichte van [eiseres]. Verzoekster stelde dat de rechter herhaaldelijk had aangegeven dat zij tekortgeschoten was in haar verplichtingen als voormalig werkgever van [eiseres] en dat dit de onderhandelingsruimte van verzoekster had aangetast. Tijdens de zitting van 9 februari 2007, waar het wrakingsverzoek werd behandeld, hebben zowel verzoekster als de rechter hun standpunten toegelicht.
De rechtbank oordeelde dat de rechter een zekere vrijheid moet hebben bij de voorlopige beoordeling van de argumenten die door partijen worden aangevoerd. Het is de taak van de rechter om kritische vragen te stellen en verder onderzoek te doen op basis van de stellingen van partijen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve of objectieve partijdigheid van de rechter. De gronden van het wrakingsverzoek waren voornamelijk gebaseerd op klachten over de bejegening van verzoekster door de rechter, maar de rechtbank vond dat deze klachten niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.