ECLI:NL:RBROT:2007:BB7618

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
277482
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.F.L.M. van der Grinten
  • J. Sap
  • H.L. de Gruijl-van Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2007 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster] B.V., die zich als gedaagde bevond in een civielrechtelijke procedure tegen [eiseres]. De wrakingsgrond was dat de rechter, tijdens de comparitie van partijen op 16 januari 2007, zich partijdig zou hebben opgesteld ten opzichte van [eiseres]. Verzoekster stelde dat de rechter herhaaldelijk had aangegeven dat zij tekortgeschoten was in haar verplichtingen als voormalig werkgever van [eiseres] en dat dit de onderhandelingsruimte van verzoekster had aangetast. Tijdens de zitting van 9 februari 2007, waar het wrakingsverzoek werd behandeld, hebben zowel verzoekster als de rechter hun standpunten toegelicht.

De rechtbank oordeelde dat de rechter een zekere vrijheid moet hebben bij de voorlopige beoordeling van de argumenten die door partijen worden aangevoerd. Het is de taak van de rechter om kritische vragen te stellen en verder onderzoek te doen op basis van de stellingen van partijen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve of objectieve partijdigheid van de rechter. De gronden van het wrakingsverzoek waren voornamelijk gebaseerd op klachten over de bejegening van verzoekster door de rechter, maar de rechtbank vond dat deze klachten niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : 277482
Rekestnummer : HA RK 07-22
Uitspraak : 16 februari 2007
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde [gemachtigde],
strekkende tot wraking van [de rechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter is in behandeling de do[eiseres] als eiseres tegen verzoekster als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering. Deze procedure heeft als zaaknummer [kenmerk].
In die procedure heeft ter zitting van 16 januari 2007 ten overstaan van de rechter een comparitie van partijen plaats gevonden.
Bij brief van 24 januari 2007 heeft verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor genoemde comparitie van partijen.
Verzoekster alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 9 februari 2007, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen [naam] namens verzoekster, [gemachtigde] voornoemd, alsmede de rechter. De verschenen personen hebben hun standpunten nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Vanaf de aanvang van de comparitie van partijen gaf de rechter aan op de hand van [eiseres] te zijn en dat verzoekster als voormalig werkgeefster van [eiseres] op alle fronten tekort geschoten zou zijn. Daarbij gaf de rechter aan dat indien verzoekster niet in vergaande mate aan de wensen van [eiseres] tegemoet zou komen en het in de procedure zou aankomen op een beslissing bij vonnis, nagenoeg al hetgeen [eiseres] in de procedure vorderde zou worden toegewezen. Met die verschillende keren herhaalde boodschap van de rechter werden partijen naar de gang gestuurd teneinde te proberen in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Onder deze omstandigheden had verzoekster geen onderhandelingsruimte meer. De wederpartij bleek dan ook niet tot enige onderhandeling bereid.
2.1.2
De rechter heeft ter zitting aan verzoekster onvoldoende gelegenheid geboden haar standpunt duidelijk te maken. Op een door de rechter aan de gemachtigde van verzoekster gestelde vraag werd slechts kort gelegenheid geboden te antwoorden.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
Volgens de rechter hebben verzoekster en [eiseres] bij gelegenheid van de comparitie voldoende gelegenheid gekregen hun standpunten uiteen te zetten. De comparitie van partijen heeft in totaal circa twee uren geduurd en werd na circa één uur en drie kwartier geschorst teneinde partijen gelegenheid te bieden een regeling in der minne te beproeven.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoekster bestaande vrees dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.4
Uit hetgeen door verzoekster en de rechter is aangevoerd en uit hetgeen blijkt uit meergenoemd proces-verbaal volgt in ieder geval dat de rechter in het kader van het onderzoek naar wat door beide partijen naar voren is gebracht en met bewijsmateriaal is onderbouwd, tijdens de mondelinge behandeling, kritische vragen heeft gesteld en opmerkingen heeft gemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling dient de rechter een zekere mate van vrijheid te worden gegeven bij de voorlopige beoordeling van de aangevoerde argumenten, waarbij het niet getuigt van partijdigheid of vooringenomenheid als die argumenten kwalitatief worden beoordeeld. Het is immers de taak van de rechter om naar aanleiding van de stellingen van partijen nader onderzoek te doen en daartoe zonodig kritische vragen te stellen.
3.5
Niet aannemelijk is geworden dat verzoekster bij gelegenheid van de comparitie van partijen door de rechter niet of onvoldoende in de gelegenheid is gesteld haar opvattingen met betrekking tot het standpunt van [eiseres] naar voren te brengen, zulks ook tegen de achtergrond dat die comparitie circa een uur en drie kwartier heeft geduurd eer de rechter partijen heeft verzocht zich te beraden over een schikking.
3.6
De gronden van het verzoek tot wraking en de daarop verstrekte motivering komen voor het overige in wezen neer op klachten over de bejegening van verzoekster en haar gemachtigde door de rechter bij gelegenheid van de zitting van 16 januari 2007.
Alhoewel onder omstandigheden een niet-passende bejegening grond kan opleveren voor het oordeel dat sprake was van een subjectieve of objectieve partijdigheid, is daarvan in de onderhavige zaak geen sprake. Uit hetgeen van het verloop van in het bijzonder de comparitie van partijen is gebleken blijkt niet van feiten en/of omstandigheden die twijfel doen rijzen aan de onpartijdigheid van de rechter.
3.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [de rechter].
Deze beslissing is gegeven op 16 februari 2007 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. J. Sap en mr. H.L. de Gruijl-van Benthem, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.