ECLI:NL:RBROT:2007:BB8194
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering door UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en een gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat UWV aan de gedaagde onverschuldigd een bedrag van € 16.180,78 heeft betaald in de periode van 10 januari 1994 tot en met 6 augustus 1995. De gedaagde heeft tegen deze terugvordering bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde te kwader trouw was op het moment van ontvangst van de betalingen, waardoor het verzuim van rechtswege is ingetreden. Dit betekent dat de wettelijke rente verschuldigd is over het onverschuldigd betaalde bedrag vanaf het moment dat de gedaagde in verzuim was.
De rechtbank heeft de vordering van UWV toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 26.389,96, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van UWV toegewezen, die zijn vastgesteld op € 580,00 aan vast recht, € 88,14 aan overige verschotten en € 1.158,00 aan salaris voor de procureur. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Pit, die de zaak heeft behandeld in enkelvoudige kamer. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding, conclusies van antwoord en het proces-verbaal van de comparitie van partijen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van UWV, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten en BTW, redelijk is en toewijsbaar is, ondanks de betwisting door de gedaagde.