ECLI:NL:RBROT:2007:BB8196
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van de bank bij kredietlimietoverschrijding en zorgplicht jegens cliënten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ABN AMRO BANK N.V. en een gedaagde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de kredietlimiet van haar bankrekening aanzienlijk heeft overschreden, wat aanleiding gaf tot de vraag of deze overschrijding aan de bank kon worden toegerekend. De rechtbank benadrukte dat ABN AMRO, als bank, een zorgplicht heeft jegens haar cliënten, voortvloeiend uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in de contractuele relatie. Deze zorgplicht is bedoeld om cliënten te beschermen tegen eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht.
De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO de gedaagde meerdere keren op de kredietoverschrijding heeft gewezen en dat de gedaagde niet heeft gereageerd op deze waarschuwingen. De rechtbank concludeerde dat ABN AMRO niet tekort is geschoten in haar zorgplicht, waardoor het beroep van de gedaagde op eigen schuld werd verworpen. De gedaagde had ook aangevoerd dat ABN AMRO in strijd met de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) had gehandeld door een bedrag boven de kredietlimiet beschikbaar te stellen, maar dit verweer werd afgewezen.
Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld om een bedrag van € 31.893,83 aan ABN AMRO te betalen, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moest voldoen aan de betalingsverplichting, ongeacht een eventuele hoger beroep. Dit vonnis onderstreept de verantwoordelijkheden van banken in hun relatie met cliënten, vooral met betrekking tot kredietverlening en de bijbehorende zorgplicht.