ECLI:NL:RBROT:2007:BB9252

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227683 / HA ZA 04-3008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Hofmeijer-Rutten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van letselschade en bewijsopdracht inzake functioneel verband met dienstbetrekking

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 24 oktober 2007 een vonnis gewezen in een civiele procedure betreffende een vordering tot vergoeding van letselschade. De eiser, aangeduid als [eiser sub 1], had een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Kwekel en verschillende verzekeraars naar aanleiding van een incident waarbij hij met een balkje een andere persoon had geslagen. De rechtbank diende te beoordelen of er een functioneel verband bestond tussen het incident en de werkzaamheden van [eiser sub 1] in dienst van Kwekel.

De rechtbank oordeelde dat [eiser sub 1] voldoende bewijs moest leveren om aan te tonen dat er een functioneel verband was tussen de schadeveroorzakende klap en zijn werkzaamheden. Hij mocht getuigen oproepen om dit bewijs te leveren. De rechtbank stelde dat het bewijsaanbod van [eiser sub 1] concreet genoeg was, aangezien hij drie getuigen noemde en een object dat tijdens het incident was gebruikt, zou worden getoond aan de getuigen. De rechtbank verwierp het argument van de verzekeraars dat de getuigen in een andere procedure al waren gehoord, omdat deze procedure van een andere aard was.

De rechtbank bepaalde dat de getuigen in het gebouw van de rechtbank zouden worden gehoord en dat de procureurs van beide partijen binnen twee weken na het vonnis de verhinderdata moesten opgeven. De rechtbank benadrukte dat de partijen, inclusief [eiser sub 1] en Kwekel, aanwezig moesten zijn bij de verhoren, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte was. De beslissing om het bewijs te leveren werd aangehouden tot na de getuigenverhoren, waarna de rechtbank verder zou beslissen over de vordering.

Dit vonnis is van belang voor de beoordeling van letselschadeclaims en de vereisten voor bewijslevering in dergelijke zaken, met name in het kader van het functioneel verband tussen de schade en de werkzaamheden van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 227683 / HA ZA 04-3008
Uitspraak: 24 oktober 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INSTALLATIEBEDRIJF KWEKEL B.V.
gevestigd te ’s Hertogenbosch
eiseres
procureur mr. D.J.van der Kolk,
advocaat mr. A. Overmars te ‘s Hertogenbosch,
- tegen -
1.. de naamloze vennootschap NIEUW HOLLANDSE LLOYD SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V.,
2. de naamloze vennootschap FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen
3. de naamloze vennootschap HAMPDEN INSURANCE N.V.,
gevestigd te Rotterdam
4. de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam
gevestigd te Woerden,
gedaagden in conventie,
eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. W.J.Hengeveld,
advocaat mr. S.M.Christiaan te Rotterdam.
Partijen blijven verder aangeduid als "[eiser sub 1]”, “Kwekel”, respectievelijk "verzekeraars".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 26 april 2006 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het proces-verbaal van de op 12 juli 2006 gehouden comparitie van partijen;
- de door partijen na comparitie genomen conclusies, aan de zijde van [eiser sub 1] en Kwekel met producties.
2 De verdere beoordeling
in conventie
2.1
De rechtbank blijft bij haar overwegingen onder 6.3 van het tussenvonnis aangaande het functioneel verband. De aan te leggen maatstaf is die van de Hoge Raad in het zogenaamde Divi- Divi- arrest (NJ 1978,332).
Bij voormeld vonnis is op dit punt voorts overwogen, dat [eiser sub 1] desgewenst mag bewijzen dat functioneel verband bestond tussen de schadeveroorzakende klap en de werkzaamheden van [eiser sub 1] in dienst van Kwekel. Zijn bewijsaanbod is voldoende concreet; hij noemt drie getuigen en voegt toe, dat ook het destijds gehanteerde (althans een soortgelijk) balkje aan de getuigen zal worden getoond. De omstandigheid dat de getuigen in een andere procedure al zijn gehoord levert geen grond op om hem niet tot bewijslevering toe te laten. Het betrof een procedure van andere aard (een strafzaak) dan wel een verhoor op basis van een andere bewijsopdracht. Bovendien kan de rechtbank vanzelfsprekend niet vooruitlopen op de inhoud van de verklaringen.
2.2
Voor wat betreft het opzet blijft de rechtbank eveneens bij het tussenvonnis; [eiser sub 1] zal, zoals aangekondigd, op mutatis mutandis dezelfde gronden als onder 2.1 genoemd, worden toegelaten tot het aangeboden bewijs door middel van getuigen.
2.3
Gelet op het als productie 25 overgelegde vonnis van 24 augustus 2005 in de procedure tussen [eiser sub 1] en Levob en bij gebreke van enige opmerking op dit punt in de antwoordconclusie van verzekeraars gaat de rechtbank er van uit dat op de na-u-clausule inmiddels geen beroep meer wordt gedaan.
2.4
Na afloop van het laatste getuigenverhoor zal de rechtbank met partijen overleggen over de verdere voortgang van de procedure; daarbij kan ook de wijze waarop de vordering thans moet worden verstaan en de stand rond de vorderingen van UWV en/of [X] aan de orde komen.
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
In voorwaardelijke reconventie
2.5
Op deze vordering zal zo nodig na bewijslevering in conventie worden teruggekomen.
3 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
alvorens verder te beslissen,
draagt [eiser sub 1] op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat
- functioneel verband bestond tussen het schadeveroorzakende gedrag op 2 februari 2000 en de werkzaamheden van [eiser sub 1] in dienst van Kwekel;
-hij geen opzet op de schade had toen hij [X] met het balkje sloeg (tegenbewijs);
bepaalt dat indien [eiser sub 1] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr Hofmeijer-Rutten;
bepaalt dat de procureur van [eiser sub 1] binnen twee weken na vonnisdatum opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden december 2007 tot en met maart 2008 en dat de procureur van verzekeraars binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
beveelt partijen, [eiser sub 1] in persoon en Kwekel en verzekeraars deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is, na het slot van het laatste verhoor aanwezig te zijn met het in 2.4 bedoelde doel.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hofmeijer-Rutten
Uitgesproken in het openbaar
106