ECLI:NL:RBROT:2007:BB9254
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hofmeijer-Rutten
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor explosie in juwelierszaak door propaangas
In deze zaak, die voortvloeit uit een explosie in een juwelierszaak op 28 juni 2003, hebben de eiseressen, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], schadevergoeding geëist van de gedaagde, die de juwelierszaak exploiteerde. De explosie vond plaats in de kelder van het pand, waar propaangas aanwezig was. De eiseressen, die zich in een naastgelegen kledingwinkel bevonden, raakten gewond door de explosie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde aansprakelijk kan worden gehouden op basis van risico-aansprakelijkheid, zoals neergelegd in de artikelen 6:170, 171 en 175 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde verantwoordelijk is voor de gevaarlijke stoffen die in haar bedrijfspand aanwezig waren, ongeacht of zij op de hoogte was van de risico's die deze stoffen met zich meebrachten.
De rechtbank heeft de gedaagde de mogelijkheid geboden om tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat de explosie is veroorzaakt door de propaangasflessen in haar kelder. De gedaagde heeft betwist dat zij aansprakelijk is, en heeft aangevoerd dat de explosie mogelijk het gevolg was van een aardgaslek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat de explosie niet door haar toedoen is ontstaan. De eiseressen hebben lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de omvang van de schade nog moet worden vastgesteld, maar dat er voldoende grond is voor een schadestaatprocedure.
De rechtbank heeft partijen bevolen om in persoon te verschijnen voor een comparitie, waarbij zij bewijsstukken moeten overleggen die relevant zijn voor de zaak. De gedaagde moet tegenbewijs leveren dat de explosie niet is veroorzaakt door de propaangas in haar kelder. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.