ECLI:NL:RBROT:2007:BB9255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
253243/ HA ZA 06-72
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil na explosie in bedrijfspand

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een verzekeringsgeschil naar aanleiding van een explosie in een bedrijfspand. De eiseres, aangeduid als [eiseres], heeft een verzekeringsovereenkomst afgesloten met verschillende verzekeraars, waaronder AON Nederland CV, voor haar bedrijfsactiviteiten als juwelier. De explosie vond plaats op 28 juni 2003 in de kelder van het pand, waar werkzaamheden als goudsmid werden uitgevoerd. De eiseres vordert schadevergoeding van de verzekeraars, die zich beroepen op het ontbreken van dekking voor de activiteiten die tot de explosie hebben geleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekering dekking biedt voor schade die voortvloeit uit de activiteiten van de juwelier, maar dat de verzekeraars zich kunnen beroepen op uitsluitingen in de polis, zoals het niet melden van wijzigingen in de bedrijfsactiviteiten. De rechtbank heeft de partijen opgedragen bewijs te leveren over de aard en omvang van de activiteiten die in de kelder plaatsvonden, en of deze activiteiten onder de dekking van de verzekering vallen. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere partijen en de noodzaak om de feiten rondom de explosie en de verzekeringsovereenkomst grondig te onderzoeken. De rechtbank heeft een comparitie van partijen gelast om de stand van zaken te bespreken en bewijsstukken te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 253243/ HA ZA 06-72
Uitspraak: 15 augustus 2007
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur en advocaat mr. J.C. Brökling,
- tegen -
1. de commanditaire vennootschap AON NEDERLAND CV, onder meer handelende onder de naam AON HUDIG MAKELAARS IN ASSURANTIEN EN RISICO-ADVISEURS,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.H.A.M. Scheiffers,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap NASSAU VERZEKERING MAATSCHAPPIJ NV,
gevestigd te Rotterdam,
3. de naamloze vennootschap ALLIANZ SCHADEVERZEKERING NV, handelende onder de naam ALLIANZ GLOBAL RISKS NEDERLAND,
gevestigd te Rotterdam,
4. de naamloze vennootschap HANNOVER INTERNATIONAL INSURANCE (NEDERLAND) NV,
gevestigd te Rotterdam,
5. de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. W.A. Luiten te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] respectievelijk (gedaagde in conventie sub 1) als AON en (gedaagden sub 2 tot en met 5) als verzekeraars.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen d.d. 14 december 2005 en de door [eiseres] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord zijdens verzekeraars, met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, zijdens AON,
met producties;
- conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in voorwaardelijke reconventie,
met producties;
- conclusie van dupliek zijdens verzekeraars, met producties;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie, zijdens AON;
- akte, tevens conclusie van dupliek in reconventie aan de zijde van [eiseres],
met producties;
- akte aan de zijde van verzekeraars.
2 De vaststaande feiten (voor zover het de procedure tussen [eiseres] en AON betreft: in conventie en in reconventie)
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Tussen [eiseres] en verzekeraars is met ingang van 9 oktober 1997 een verzekeringsovereenkomst van kracht (geweest), genaamd Juwelierstotaalpolis, (hierna: de verzekering), ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van [eiseres] in het pand aan de [straat] te [gemeente].
De verzekering omvat onder meer een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (hierna: de AVB) en een brand(bedrijfsschade)verzekering. Sedert 1 maart 2003 droegen gedaagde sub 2 en 3 elk 30%, en gedaagde sub 4 en 5 elk 20% van het risico.
2.2.
Op de verzekering onder meer zijn van toepassing:
2.2.1
-de Voorwaarden Juweliers Totaal polis JU 930-01 (hierna: JU 930-01), die voor zover van belang inhouden:
2. Dekking
De verzekering dekt voor verzekerde zijn financieel nadeel, dat tijdens de looptijd van deze verzekering is ontstaan en dat bestaat uit verlies of beschadiging van de in art. 1.1 genoemde verzekerde zaken tengevolge van een onzeker voorval.
(…)
3. Uitsluitingen
Niet gedekt is het financieel nadeel dat voor verzekerde ontstaat als gevolg van de hieronder genoemde schade-oorzaken en/of vormen:
3.1 Opzet
Opzettelijk of met goedvinden van de verzekerde veroorzaakte schade die voor hem het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten. Verzekeraars zullen overigens geen beroep doen op eigen schuld of merkelijke schuld in de zin van art. 276 WvK respectievelijk art. 294 WvK.
Overige bepalingen
5.2 Wijziging van activiteiten
De premie en voorwaarden gelden voor de feiten en omstandigheden zoals in het vragenformulier vermeld. Indien deze feiten of omstandigheden in belangrijke mate worden gewijzigd is verzekerde verplicht dit zo spoedig mogelijk aan de makelaars mede te delen. (…)
5.3 Preventie
5.3.1 Verzekerde neemt op zich alle maatregelen te nemen die passen in een normale bedrijfsvoering om schade te voorkomen.
5.3.2 Deze verzekering is ten aanzien van het inbraakrisico aangegaan onder het beding, dat het in de polis genoemde risico-adres tegen inbraak is beveiligd als omschreven in het vragenformulier. Verzekerde is verplicht (...)
5.3.3 Indien verzekerde verzuimt aan het in de artikelen 5.3.1. en 5.3.2. bepaalde te voldoen, verliest hij ten aanzien van het inbraakrisico alle recht op schadevergoeding, tenzij hij aannemelijk maakt dat zijn verzuim:
- de schade niet heeft veroorzaakt of
- de schade niet heeft vergroot of
- niet aan zijn schuld is te wijten.
(…)”
2.2.2
-de aanvullende Verzekeringsvoorwaarden, die voor zover van belang inhouden:
“..
4. VERPLICHTINGEN VAN VERZEKERDE
Uitdrukkelijk wordt overeengekomen, dat:
(…)
c. verbouwingen c.q. wijzigingen in de bestemming van de ruimten binnen het risico-adres, alsmede (… ) schriftelijk goedgekeurd moeten worden door verzekeraars;
(…)
Het niet nakomen van deze verplichtingen zal verlies van het recht op schadevergoeding tot gevolg hebben.
…”
2.2.3
-de voorwaarden VA 930-01 Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (hierna: VA 930-01), die voor zover van belang inhouden
“(…)
II DEKKING
12 De verzekering dekt de aansprakelijkheid van verzekerden voor door derden geleden schade(…)
III UITSLUITINGEN
15 Opzettelijk veroorzaakte schade
Niet gedekt is de aansprakelijkheid voor door de verzekeringnemer of de tot schadevergoeding aangesproken verzekerde met opzet of met diens uitdrukkelijk goedvinden veroorzaakte schade; overigens zullen verzekeraars geen beroep doen op eigen schuld van verzekerde in de zin van art.276 WvK. (…)
V OVERIGE BEPALINGEN
29 Wijziging van activiteiten
De premie en voorwaarden gelden voor de activiteiten van verzekerde(n), zoals in de polis vermeld. Indien deze activiteiten in belangrijke mate worden gewijzigd, zijn partijen bevoegd een verandering van premie of voorwaarden aan de orde te stellen. Verzekeringnemer zal verzekeraars binnen een redelijke termijn van deze wijziging op de hoogte stellen; de dekking blijft echter onverminderd van kracht.
…”
2.3
(De rechtsvoorgangster van) AON is bij het tot stand komen van deze verzekering als makelaar opgetreden.
Op 7 oktober 1997 is door [eiseres] samen met AON na bezichtiging van het risico-adres een aanvraag/vragenformulier ingevuld, dat voor zover van belang inhoudt:
…Verzekeringnemer: (ingevuld) [eiseres]
Adres: (ingevuld) [straat]
(…) [gemeente]
(…)
Algemene informatie
(door middel van een kruisje aangegeven) juwelier (in het hokje voor het woord reparateur is geen kruisje gezet, verdere toelichting is niet gegeven)
Risico-adres: (ingevuld) zie boven
Aantal werknemers: (niets ingevuld)
…”
Dit ingevulde formulier maakt deel uit van de verzekeringsovereenkomst zoals belichaamd in de Juweliers Totaalpolis.
2.4
Op 12 november 1997 heeft een inspectie van het risico-adres namens verzekeraars plaatsgevonden.
Naar aanleiding van die inspectie hebben verzekeraars via AON laten weten, dat een brandblusser moest worden aangeschaft. [eiseres] heeft aan die eis voldaan.
2.5
Op 28 juni 2003 heeft zich in de kelderruimte van het onder 2.1 bedoelde pand een explosie voorgedaan (hierna: de explosie). Ten gevolge hiervan zijn 16 mensen gewond geraakt en is het gehele pand, inclusief de appartementen die zich daarin bevonden, alsmede een aantal belendende percelen beschadigd geraakt. De bedrijfsruimte van [eiseres] en de daarin aanwezige inventaris is eveneens beschadigd.
2.6
De explosie is veroorzaakt doordat een gasfles, die werd gebruikt bij het smelten van goud in de kelder, een lekkage vertoonde. Toen degene die daarmee aan het werk wilde gaan een aansteker bij de gasfles hield volgde de explosie.
2.7
AON heeft, bij wijze van (voorschot op een) vergoeding van schade aan derden, namens verzekeraars aan [eiseres] € 36.900,73 betaald.
3 De vordering
(voor zover het de procedure tussen [eiseres] en AON betreft: in conventie)
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
- te verklaren voor recht dat [eiseres] terecht aanspraak kan maken op polisdekking onder de verzekering;
- verzekeraars te veroordelen tot vergoeding van de schade van derden, die [eiseres] hebben aangesproken, en van de door [eiseres] zelf geleden schade, een en ander als gevolg van de explosie en tot de in de polis genoemde maxima, vermeerderd met rente en kosten;
- voor wat betreft AON, subsidiair, voor het geval er geen aanspraak op dekking zou zijn, AON te veroordelen de schade die [eiseres] lijdt aan haar te vergoeden, nader op te maken bij staat,
- met veroordeling van verzekeraars en AON hoofdelijk in de kosten van de procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1.
[eiseres] heeft ten gevolge van de explosie zelf schade geleden. [eiseres] is voorts door derden aangesproken tot vergoeding van door die derden geleden schade. De schade is thans nog niet geheel vast te stellen, doch zij is zeer aanzienlijk.
3.2
De explosie is een gedekt evenement. Verzekeraars dienen bedoelde schade tot de in de polis voorziene maxima te vergoeden op basis van de verzekering.
3.3
Als zou blijken dat de verzekering geen dekking biedt en verzekeraars dus de schade niet behoeven te vergoeden, dient AON dat te doen. In dat geval is AON als bemiddelend makelaar toerekenbaar tekortgeschoten in haar inspanningsverplichting jegens [eiseres] om een passende verzekering, die dekking bood in een geval als dit, voor haar te sluiten. AON had dan een andere polis moeten adviseren dan wel [eiseres] moeten waarschuwen dat de betreffende werkzaamheden niet verzekerd waren onder de verzekering.
4 Het verweer van verzekeraars
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding.
Verzekeraars hebben daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd:
4.1
[eiseres] heeft, zoals blijkt uit het aanvraagformulier, de verzekering afgesloten als juwelier en niet als goudsmederij. De schade is niet ontstaan als gevolg van het uitoefenen van het juweliersbedrijf, maar omdat [eiseres] in een andere ruimte dan die waarin zij haar juweliersbedrijf uitoefende een goudsmederij dreef. Voor die activiteiten was zij niet verzekerd.
Voor wat betreft de AVB vloeit -ook- uit art. 29 VA 930-01 voort dat er geen dekking bestaat voor niet gemelde bedrijfsactiviteiten: de daar voorziene regeling houdt slechts in dat risicoverzwaring moet worden gemeld en dat hangende een wijzigingsverzoek de dekking van de oorspronkelijke, verzekerde activiteit van kracht blijft. De verzekering met de bijbehorende premie en voorwaarden geldt uitsluitend voor de activiteiten van verzekerde zoals vermeld in de polis en dus in dit geval niet voor de goudsmederij-activiteiten.
4.2
Als juist zou zijn dat er al ten tijde van het sluiten van de verzekering in de kelder een goudsmederij werd geëxploiteerd had [eiseres] dat toen moeten melden; verzekeraars beroepen zich in zoverre op verzwijging als bedoeld in art. 251 K.
4.3
In het geval de goudsmederij vanaf een later moment werd geëxploiteerd had [eiseres] dat op dat moment aan verzekeraars moeten melden; [eiseres] heeft verzekeraars nimmer gemeld dat zij de kelder als goudsmederij in gebruik nam. Dit is in strijd met art. 4 van de aanvullende Verzekeringsvoorwaarden; door dat nalaten in strijd met die verplichting zijn verzekeraars in hun belang geschaad, zodat zij met een beroep op dit artikel dekking kunnen weigeren.
Verzekeraars beroepen zich in dit verband voorts op art. 293 K, nu sprake is van toename van het brandgevaar door de goudsmederij.
4.4
De betrokkenheid van [eiseres] bij de explosie is aan te merken als merkelijke schuld in de zin van art. 294 K. Er was in de kelder sprake van loshangende elektriciteitsleidingen en er was waterlekkage. Voorts werd gewerkt met gevaarlijke chemicaliën in een afgesloten kelderruimte zonder natuurlijke ventilatie waar de afzuiginstallatie uitermate provisorisch was; een gasdetector ontbrak. Ook was de daar aanwezige gasfles gebrekkig, nu de afsluitring gescheurd was. De installatie was illegaal, evenals de daar tewerkgestelde goudsmeden, die hard moesten werken en geen instructies met betrekking tot het gebruik van gasflessen hadden ontvangen, in het bijzonder ook niet dat zij gegeven de werkruimte grote voorzichtigheid moesten betrachten en moesten letten op mogelijke lekkage van gas.
4.5
[eiseres] is de verplichting van art. 5.3 JU 930-01 niet nagekomen: het gebruik van gas in een niet geventileerde kelder is zeer gevaarlijk, zeker nu ook detectie- en ventilatieapparatuur ontbrak. De explosie is ontstaan omdat [eiseres] passende voorzorgsmaatregelen als hiervoor onder 4.4 genoemd achterwege had gelaten.
4.6
Een mogelijk toewijzend vonnis dient gelet op het restitutierisico niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard te worden.
4.7
De rentevordering is niet toewijsbaar, nu verzekeraars niet vanaf 29 juni 2003 in verzuim zijn.
5 Het verweer van AON
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding.
AON heeft daartoe het volgende aangevoerd:
5.1
AON heeft gehandeld zoals het een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon betaamt en heeft aldus aan haar zorgplicht voldaan.
Aan AON is in 1997 alleen de winkel op de begane grond getoond. De kelder is niet aan AON getoond en [eiseres] heeft AON ook niet medegedeeld dat zij daar goud zou smelten en/of reparatiewerkzaamheden zou verrichten. Nadien heeft [eiseres] evenmin iets dergelijks aan AON gemeld.
AON kan niet verweten worden dat zij geen rekening heeft gehouden met informatie, die [eiseres] haar niet heeft verstrekt.
5.2
Voor hoofdelijke aansprakelijkheid van AON voor de proceskosten van verzekeraars ontbreekt de juridische basis.
6 De vordering in (voorwaardelijke) reconventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] te veroordelen tot betaling aan AON van € 36.900,73 met rente en kosten.
Aan deze vordering heeft AON de volgende stelling ten grondslag gelegd:
6.1
De onder 2.7 bedoelde betaling heeft AON verricht namens verzekeraars in afwachting van verdere oordeelsvorming.
Als in conventie tussen [eiseres] en verzekeraars komt vast te staan dat verzekeraars terecht dekking weigeren is dat bedrag onverschuldigd betaald en dient het te worden terugbetaald aan AON (ten behoeve van verzekeraars).
7 Het verweer in (voorwaardelijke) reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van AON in de kosten van het geding.
[eiseres] baseert zich daarbij op hetgeen zij (in conventie) heeft betoogd, zowel ten aanzien van verzekeraars als ten aanzien van AON; zij voegt daaraan toe een betwisting tot gehoudenheid aanvullende rente te betalen, nu de basis aan de daartoe strekkende vordering ontbreekt. Daarnaast heeft AON door betaling van het voorschot de verwachting gewekt dat de schade vergoed zou worden. Zelfs als blijkt dat verzekeraars de verdere schade niet behoeven te vergoeden, is [eiseres] daarom niet gehouden het voorschot terug te geven.
8 De beoordeling
Voor wat betreft de vordering tegen verzekeraars
8.1
De vordering ziet kennelijk niet op een verklaring voor recht dat verzekeraars gehouden zijn tot vergoeding van schade onder de rechtsbijstandsverzekering en/of tot vergoeding van opstalschade onder het onderdeel gebouwen. Immers, tussen partijen staat vast dat de risicodrager onder de rechtsbijstandsverzekering een andere was dan de thans in het geding betrokken verzekeraars, en dat het pand toebehoort aan een derde. Hetgeen daaromtrent door verzekeraars is aangevoerd kan dus onbesproken blijven.
8.2
De rechtbank begrijpt de vordering aldus, dat [eiseres] een verklaring voor recht wenst dat verzekeraars dekking dienen te verlenen onder diverse afdelingen van de verzekering, in het bijzonder voor schade aan de verzekerde eigendommen van [eiseres] zelf, de door haar geleden bedrijfsschade en de schade van derden waarvoor [eiseres] rechtens aansprakelijk is.
Vast staat dat de explosie schade heeft berokkend, zowel aan [eiseres] als aan derden. Vast staat voorts dat het hier in beginsel een gedekt evenement onder de polis betreft voor zover de polis een schadeverzekering inhoudt. Aangenomen moet worden, bij gebreke van een behoorlijk onderbouwde betwisting op dat punt, dat ook de aansprakelijkheidsverzekering in beginsel dekking biedt, omdat [eiseres] zowel jegens de gewonden -vermoedelijk, wegens letselschade- als jegens de anderszins gedupeerden -vermoedelijk, wegens materiele schade van omwonenden en naburige bedrijven- aansprakelijk is.
Partijen hebben het debat op dat punt tot dusverre nauwelijks gevoerd. Nu de rechtbank op hierna aan te geven gronden verzekeraars zal toelaten tot bewijslevering zullen partijen hun stellingen ter zake bij conclusie na enquête nader hebben uit te werken. Daarbij zal ook aan de orde moeten komen de verhouding tussen de (algemene) voorwaarden die deels geciteerd zijn in 2.2.1 en 2.2.2 hiervoor en de specifieke voorwaarden voor de diverse onderdelen van de polis, zoals de voorwaarden genoemd onder 2.2.3.
De rechtbank zal voorshands de diverse soorten schade en de onderscheiden onderdelen van deze samengestelde verzekering, evenals partijen, als een geheel behandelen.
8.3
Cruciaal in deze procedure is de vraag wat voor activiteiten in welke omvang (en, in voorkomend geval, sedert wanneer) werden uitgeoefend in de kelder van het risico-adres.
Als juist is wat [eiseres] op dit punt primair stelt, te weten dat het ging om beperkte, incidentele werkzaamheden als goudsmid met name in het kader van reparaties, dan kan dit niet aan de dekking in de weg staan, ongeacht het moment waarop die situatie is ontstaan. Immers, tussen partijen is niet in geschil dat kleinschalige werkzaamheden van dien aard tot het juweliersbedrijf gerekend kunnen worden. De enkele omstandigheid dat de werkzaamheden in de kelder werden uitgeoefend is onvoldoende grond om dekking te weigeren; als verzekeraars de details van de indeling van het bedrijfspand wezenlijk vonden voor het afsluiten van de verzekering hadden zij daarnaar op het aanvraagformulier moeten vragen, maar dat hebben zij niet gedaan.
Het is aan verzekeraars om te bewijzen dat de werkzaamheden die tot de explosie en daarmee tot de schade hebben geleid verder gingen dan de beperkte bezigheden als hiervoor bedoeld, nu zij zich op de aard van die werkzaamheden beroepen ter afwering van dekking voor schade als gevolg van een in beginsel gedekt evenement (de explosie). Anders dan verzekeraars menen, is hetgeen zij tot dusverre hebben overgelegd aan bewijsmateriaal, mede gelet op de grondig gemotiveerde betwisting daarvan door [eiseres], onvoldoende om hen reeds in die bewijslevering geslaagd te achten. Een groot deel van het materiaal waarop verzekeraars zich beroepen bestaat uit verklaringen die zijn afgelegd in een andere context, met een ander doel, te weten een strafrechtelijk onderzoek, waarvan de exacte reikwijdte niet duidelijk is. Een deel van de meest essentiële verklaringen is bovendien tot stand gekomen met behulp van [X] als tolk; nog daargelaten hetgeen [eiseres] stelt over zijn (volgens haar bedenkelijke) rol, tussen partijen staat kennelijk vast dat hij geen beëdigd (beroeps)tolk is, zodat reeds om die reden grote terughoudendheid geboden is bij het gebruik van die verklaringen.
Gelet op hun bewijsaanbod zullen verzekeraars derhalve worden toegelaten tot het bewijzen van hun stelling dat de explosie is ontstaan in het kader van de uitoefening van de bedrijfsactiviteit goudsmederij, dat wil zeggen bedrijfsmatige werkzaamheden, die vaker voorkwamen en meer omvatten dan de beperkte en incidentele werkzaamheden die tot het juweliersbedrijf zijn te rekenen. Als de situatie wordt bewezen die verzekeraars stellen dat bestond, te weten het 4 tot 6 dagen per week laten smelten/bewerken van minstens 100 gram goud door twee professionele (zij het illegale) goudsmeden, dan zijn zij uiteraard in hun bewijs geslaagd. Ook als de na bewijslevering bewezen omvang, aard en regelmaat van de werkzaamheden geringer is, is echter mogelijk, dat een en ander voldoende is om het bewijs geleverd te achten.
8.4
Indien verzekeraars in het onder 8.3 bedoelde bewijs slagen, zal de vordering jegens hen worden afgewezen. In dat geval is de rechtbank van oordeel dat de schade is ontstaan in de uitoefening van een andere bedrijfsmatige bezigheid en dus in een andere hoedanigheid dan de verzekerde hoedanigheid van juwelier. De rechtbank wijst in dit verband op art. 5.2 JU 930-01 en art. 4 van de aanvullende Verzekeringsvoorwaarden; uit die bepalingen, in onderlinge samenhang bezien, moet worden afgeleid dat de verzekeringsdekking niet geldt voor andere activiteiten dan de, op het van de overeenkomst deel uitmakende, formulier vermelde activiteit, te weten “juwelier”.
Daarbij doet dan niet ter zake of die goudsmederij-activiteiten reeds bij het sluiten van de verzekering werden uitgeoefend of pas sinds een later tijdstip; vast staat immers dat de verzekerde hoedanigheid steeds juwelier is geweest en gebleven.
Voor zover [eiseres] heeft bedoeld zich voor dat geval te beroepen op dekking ingevolge art. 29 VA 930-01 snijdt die stelling geen hout. Dit artikel voorziet in voortzetting van de (aansprakelijkheids)verzekeringsdekking voor de reeds verzekerde activiteit -het juweliersbedrijf- in de periode dat een herzieningsverzoek op basis van wijziging van de activiteiten in behandeling is. De bepaling kan in redelijkheid onmogelijk zo worden begrepen dat de dekking zich zou uitstrekken tot activiteiten, waarvoor -zoals vast staat- [eiseres] geen verzoek als in dat artikel bedoeld heeft ingediend.
Aan de andere verweren wordt in dat geval niet toegekomen.
8.5
Indien verzekeraars in het onder 8.3 bedoelde bewijs niet slagen moet worden aangenomen, dat de explosie is voorgevallen in het kader van de uitoefening van het juweliersbedrijf, zodat het eerste verweer van verzekeraars dan verworpen moet worden.
Dat geldt tevens voor het beroep op de artikelen 251 respectievelijk 293 K, nu immers in dat geval geen sprake is van de gestelde -bij aanvang of bij wijze van bestemmingswijziging- te melden omstandigheid dat een goudsmederijbedrijf ter plaatse werd uitgeoefend. Op analoge gronden strandt dan het beroep op schending van art. 4 van de aanvullende Verzekeringsvoorwaarden.
8.6
In dat geval resteren de onder 4.4 en 4.5 weergegeven verweren van verzekeraars die, kort gezegd, zien op opzet dan wel (merkelijke) schuld van [eiseres] aan het ontstaan van de explosie. Ook op dit punt berust in beginsel de bewijslast bij verzekeraars, zonder dat thans reeds gezegd kan worden dat verzekeraars zijn geslaagd in dat bewijs. Bovendien is het debat op deze punten nog niet voldoende uitgekristalliseerd; partijen hebben zich onder meer nog niet uitgelaten over de consequenties van de hiervoor onder 2.2.1 geciteerde artikelen 3.1 en 5.3 JU 930-01 en het onder 2.2.3 geciteerde artikel 15 VA 930-01, met name niet voor wat betreft (de toelaatbaarheid van het beroep van verzekeraars op) de gestelde merkelijke schuld. Ook het in dit opzicht mogelijk bestaande verschil tussen de verschillende onderdelen van de polis als bedoeld in 8.2 is nog niet, althans onvoldoende, door partijen besproken.
Van partijen wordt verwacht dat zij zich in elk geval op deze punten nader uitlaten bij conclusie na enquête.
Opgemerkt wordt dat de bewijsvoering omtrent de gestelde opzet in voorkomend geval wellicht beperkt kan worden tot het overleggen van een strafvonnis, waarin mw. [Y] wordt veroordeeld in verband met de explosie, maar dat zal afhangen van de inhoud van die veroordeling. In elk geval acht de rechtbank het van belang om, na enquête, kennis te kunnen nemen van het, dan inmiddels wellicht beschikbare, oordeel van de strafrechter. Verzekeraars zullen bij conclusie na enquête het vonnis in het geding dienen te brengen; indien zij daarover niet kunnen beschikken is [eiseres] gehouden dat bij haar antwoordconclusie te doen.
Voor wat betreft de vordering tegen AON
In conventie
8.7
De vordering is uitsluitend ingesteld voor het geval verzekeraars niet gehouden zijn dekking te verlenen. Dat betekent, dat eerst de hiervoor onder 8.3 bedoelde bewijslevering zal moeten worden afgewacht.
De rechtbank merkt echter reeds thans het volgende op.
8.7.1
Als de vordering tegen verzekeraars wordt afgewezen omdat na de ingangsdatum van de verzekering een goudsmederij in de kelder werd uitgeoefend geldt dat er van moet worden uitgegaan dat AON wel naar behoren een verzekering tot stand gebracht had, maar geen bestemmingswijziging heeft gemeld. Nu [eiseres] zelf heeft erkend dat zij AON nimmer van een wijziging in de situatie in de kelder op de hoogte heeft gesteld kan AON niet worden verweten dat zij een dergelijke wijziging niet aan verzekeraars heeft gemeld. Het handelen van AON moet worden getoetst aan de maatstaf van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon/verzekeringsmakelaar. Van zo’n tussenpersoon kan in het algemeen niet verwacht worden dat hij, zonder enige mededeling van verzekerde, op eigen initiatief de toestand in het verzekerd bedrijf onderzoekt vanuit het oogpunt van een mogelijk te melden bestemmingswijziging.
Omtrent feiten of omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel zouden nopen is niets gesteld of gebleken.
8.7.2
De vordering tegen AON zou echter toewijsbaar kunnen zijn als reeds bij het aanvragen van de verzekering sprake was van een goudsmederij in de kelder en dit voor AON kenbaar was. Als dat zo was had AON, beoordeeld naar de zojuist genoemde maatstaf, voor [eiseres] een verzekering moeten adviseren en zo mogelijk afsluiten die niet alleen de activiteiten als juwelier, maar ook die als goudsmederij omvatte. Dat geldt zowel wanneer [eiseres] AON uitdrukkelijk heeft gewezen op de goudsmederij-activiteiten als in het geval zij dat heeft nagelaten. Een redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon zal immers, bij het tot standbrengen van een verzekeringsovereenkomst als de onderhavige, dienen te onderzoeken welke bedrijfsactiviteiten exact worden ontplooid en verzekerd moeten/kunnen worden.
De bewijslast ter zake ligt bij [eiseres], die zich beroept op het tekortschieten van AON. Omdat het hier een voorwaardelijke vordering betreft zal de rechtbank haar op dit moment nog niet toelaten tot dit bewijs.
8.8
Uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank alvorens wordt overgegaan tot de getuigenverhoren een comparitie van partijen gelasten in deze zaak, tegelijk te houden met comparities in de andere betrokken thans bij deze rechtbank aanhangige zaken, dat wil zeggen de zaken met rolnummer 06-336 (een zaak waarin gelaedeerden [gelaedeerde I] en [gelaedeerde II] [eiseres] aansprakelijk hebben gesteld voor hun schade als gevolg van de explosie), rolnummer 06-2371 (de vrijwaring bij die zaak), rolnummer 06-3290 (een zaak waarin andere gelaedeerden [eiseres] aansprakelijk hebben gesteld voor hun schade als gevolg van de explosie) en eventueel te zijner tijd de thans nog niet aanhangig gemaakte vrijwaringsprocedure bij die laatste zaak.
Daarbij zal besproken worden wat de stand van zaken in de diverse civiele procedures en in de strafzaak is en gepoogd worden om met partijen afspraken te maken over de organisatie van en de aanwezigheid en rol van een ieder bij de getuigenverhoren in het kader van de bewijslevering als bedoeld onder 8.3.
Bij die gelegenheid dienen partijen voorts al het inmiddels beschikbaar gekomen bewijsmateriaal (in elk geval alle stukken uit het strafdossier die betrekking hebben op de oorzaak van de explosie en de situatie in (de kelder van) het pand) in het geding brengen, zodat dit kan worden besproken. Deze stukken dienen tenminste twee weken voor de comparitie te worden toegezonden.
8.9
Op de overige geschilpunten zal zo nodig later worden teruggekomen.
In voorwaardelijke reconventie
8.1
Of de voorwaarde is vervuld kan thans nog niet worden vastgesteld; op de vordering van
AON (strekkende tot terugbetaling van het voorschot, omdat dat onverschuldigd betaald zou zijn) zal zo nodig later worden teruggekomen.
9 De beslissing
De rechtbank,
Voor wat betreft de vordering tegen verzekeraars
alvorens verder te beslissen,
beveelt partijen, [eiseres] in persoon en AON en verzekeraars deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is, vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter-commissaris mr. Hofmeijer-Rutten op vrijdag 16 november 2007 van 9.30uur-12.30 uur teneinde als onder 8.8 voormeld;
bepaalt dat de onder 8.8 bedoelde bescheiden en andere stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in de procedure zijn overgelegd door de partij die deze ter gelegenheid van de comparitie ter sprake wil brengen uiterlijk twee weken vóór de zitting aan de rechter (sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam) en aan de wederpartij dienen te worden toegezonden;
draagt verzekeraars op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de explosie is ontstaan in het kader van de uitoefening van een goudsmederij (dat wil zeggen bedrijfsmatige werkzaamheden, die vaker voorkwamen en meer omvatten dan de beperkte en incidentele werkzaamheden die tot het juweliersbedrijf zijn te rekenen), in de kelder van het pand aan de [straat] te [gemeente];
bepaalt dat indien verzekeraars dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter-commissaris mr. Hofmeijer-Rutten;
bepaalt dat de procureur van verzekeraars tenminste twee weken voor de comparitie aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam- opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden november 2007 tot en met februari 2008 en dat de procureur van [eiseres] binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren ter comparitie zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
Voor wat betreft de vordering tegen AON
in conventie en in reconventie
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, C. Bouwman en J.F. Koekebakker.
Uitgesproken in het openbaar.
106/1729/1582