ECLI:NL:RBROT:2007:BB9320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
253636 / HA ZA 06-142
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid en niet-ontvankelijkheid in civiele procedure tegen verkeerde partij

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de eiser, aangeduid als [eiser], in conflict met Wagner & Partners B.V. De zaak is voortgekomen uit een eerdere procedure bij de kantonrechter te Leeuwarden, waar de kantonrechter zich onbevoegd verklaarde en de zaak verwees naar de civiele sector van de Rechtbank Rotterdam. De eiser heeft zijn vordering niet aangepast na de verwijzing en heeft Wagner & Partners B.V. aangeklaagd voor toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen uit een overeenkomst van opdracht. De eiser stelt dat Wagner & Partners B.V. tekort is geschoten in het geven van beleggingsadvies en het waarschuwen voor risico's.

Wagner & Partners B.V. heeft als verweer aangevoerd dat de eiser de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard, aangezien de advisering plaatsvond via een franchisenemer, Wagner & Partners Enschede V.O.F. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser tegen het niet-ontvankelijkheidsverweer behandeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen contractuele band bestond tussen de eiser en Wagner & Partners B.V. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn vordering, maar compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan op 21 november 2007, waarbij de rechtbank de verwarring die bij de eiser was ontstaan over de identiteit van de contractuele wederpartij mede toeschreef aan de communicatie van Wagner & Partners B.V.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 253636 / HA ZA 06-142
Uitspraak: 21 november 2007
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiseres],
beiden wonende te Dinxperlo, gemeente Aalten,
eisers,
procureur mr. J.R. Maas,
advocaten mr. M. Jongeneelen en mr. R.H. Kroes te Amsterdam,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAGNER & PARTNERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. A.A.F. Talitsch te Den Haag.
Eisers worden hierna (in het enkelvoud) aangeduid als "[eiser]". Gedaagde wordt hierna aangeduid als "Wagner & Partners B.V.".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 5 augustus 2005 en de door [eiser] daarbij overgelegde producties;
- herstelexploot van 16 augustus 2005;
- incidentele conclusie tot verwijzing wegens onbevoegdheid en tot oproeping in vrijwaring van Wagner & Partners B.V.;
- conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid van [eiser];
- conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring van [eiser];
- vonnis van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, van 6 december 2005;
- exploot van 5 januari 2006;
- vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht, van 15 februari 2006;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties;
- akte uitlating producties van [eiser];
- de bij gelegenheid van de pleidooien overgelegde producties en pleitnotities.
1.2 De bij dagvaarding ingestelde vordering richtte zich zowel tegen Wagner & Partners B.V. als tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aegon Financiële Diensten B.V. (hierna: "Aegon Financiële Diensten"). De kantonrechter te Leeuwarden heeft zich in haar vonnis van 6 december 2005 onbevoegd verklaard kennis te nemen van de vordering van [eiser] tegen Wagner & Partners B.V. en de zaak in zoverre in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar de sector civiel van deze rechtbank.
1.3 De pleidooien voor deze rechtbank hebben plaatsgevonden ter zitting van 6 november 2007. In overleg met partijen is besloten om eerst te pleiten over de ontvankelijkheidsvraag en de rechtbank daarop te laten beslissen voordat eventueel zou worden gepleit over de materiële geschilpunten.
1.4 Na het bepleiten van de ontvankelijkheidsvraag, schorsing en hervatting van de zitting, heeft de rechtbank de beslissing uitgesproken dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tegen Wagner & Partners B.V. Voorts is door de rechtbank medegedeeld dat de mondeling medegedeelde motivering van deze beslissing op korte termijn bij vonnis op schrift zou worden gesteld en dat bij die gelegenheid tevens zou worden beslist omtrent de proceskosten.
2 Het geschil
Na verwijzing van de zaak van [eiser] tegen Wagner & Partners B.V. heeft [eiser] zijn vordering niet aangepast. De volledige vordering is weergegeven in het vonnis van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, van 6 december 2005.
Het tegen Wagner & Partners B.V. gerichte onderdeel van de totale vordering luidt - naar de rechtbank begrijpt - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat Wagner & Partners B.V. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] en/of dat zij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld;
- Wagner & Partners B.V. te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- Wagner & Partners B.V. te veroordelen in de kosten van de procedure.
Wagner & Partners B.V. heeft de vordering van [eiser] gemotiveerd betwist en geconcludeerd dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, subsidiair dat deze vordering dient te worden afgewezen, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiser] in de kosten van het geding.
3 De beoordeling
3.1 [eiser] heeft aan zijn vordering jegens Wagner & Partners B.V. in essentie ten grondslag gelegd dat Wagner & Partners B.V. is tekortgeschoten in verplichtingen die voor haar voortvloeiden uit een tussen partijen tot stand overeenkomst van opdracht. De door [eiser] gestelde tekortkomingen van Wagner & Partners B.V. betreffen in het bijzonder (1) het onbevoegd geven van beleggingsadvies, (2) het geven van ondeugdelijk advies en (3) het onvoldoende waarschuwen voor aan het advies verbonden risico's. Voor zover [eiser] zijn vordering grondt op onrechtmatige daad, heeft hij daaraan dezelfde stellingen ten grondslag gelegd.
3.2. Wagner & Partners B.V. heeft als meest verstrekkende verweer gevoerd dat [eiser] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard en dat hij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Ter onderbouwing van dat verweer heeft Wagner & Partners B.V. het volgende gesteld.
3.3. De Wagner & Partners-keten hanteerde een franchiseformule. Franchisenemers mochten onder gebruikmaking van de merknaam en handelsnaam, als ook met toepassing van het bedrijfsproces van Wagner & Partners, onder de vlag Wagner & Partners varen. Het hoofdkantoor van Wagner & Partners (B.V.) fungeerde daarbij als een zogeheten “back office”. Dat betekent dat de administratie en het relatiebeheersysteem, centraal werden bijgehouden.
3.4. [eiser] werd geadviseerd door een franchisenemer, de vennootschap onder firma Wagner & Partners Enschede V.O.F., destijds gevestigd en kantoorhoudende aan de Bisschopstraat 6 te Enschede. [eiser] werd op die locatie geadviseerd door [adviseur X] in dienst van Wagner & Partners Enschede V.O.F. en vervolgens door [directeur Y], directeur.
3.5. Op het kantoor in Enschede was Wagner & Partners Enschede V.O.F. gevestigd, en niet Wagner & Partners B.V., de gedaagde in deze procedure. Dat is kenbaar uit het Handelsregister. Wagner & Partners Enschede V.O.F heeft tevens als handelsnaam gevoerd Wagner & Partners V.O.F. en Wagner & Partners Adviesgroep Enschede V.O.F. Ook dat is kenbaar uit het Handelsregister.
3.6. De vennoten van Wagner & Partners Enschede V.O.F. waren Wodi Beheer B.V. en Wagner & Partners Adviesgroep Enschede B.V., thans genaamd Quality Planning Advice B.V. Gedaagde, Wagner & Partners B.V., is geen vennoot van Wagner & Partners Enschede V.O.F., noch is zij dat op enig moment geweest.
3.7. De contractuele band, waarop [eiser] zijn vordering baseert, bestaat niet tussen [eiser] en Wagner & Partners B.V.
3.8. De rechtbank zal de argumenten die [eiser] heeft aangevoerd ter weerlegging van het niet-ontvankelijkheidsverweer hierna achtereenvolgens behandelen.
3.9. Aan de stelling van [eiser] dat Noordink zich destijds presenteerde als een medewerker van "Wagner & Partners", kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de rechtspersoon Wagner & Partners B.V. de contractuele wederpartij van [eiser] is. Wanneer wordt gewerkt met een franchiseformule is het gebruikelijk dat de merknaam en handelsnaam van die formule worden gebruikt. Daaruit kan niet worden afgeleid welke (rechts)persoon contractspartij is bij een individuele overeenkomst. In dit kader is van belang dat het niet ongebruikelijk is dat in de financiële dienstverlening met een franchiseformule wordt gewerkt, zodat (de raadsvrouwe van) [eiser] daarop bedacht had kunnen zijn.
3.10. Dat [eiser] zowel door Wagner & Partners (Adviesgroep) Enschede V.O.F. ondertekende brieven als door Wagner & Partners B.V. ondertekende brieven heeft ontvangen, brengt, hoewel dat tot verwarring aanleiding kon geven, niet mee dat (ook) Wagner & Partners B.V. partij werd bij de tot stand gekomen overeenkomst van opdracht. [eiser] beroept zich in het bijzonder op brieven van 19 maart 2003, 16 januari 2004 en april 2004. De overeenkomst van opdracht tussen Wagner & Partners Enschede V.O.F. en [eiser] is echter tot stand gekomen in 1999. De in 2003 en 2004 door [eiser] ontvangen brieven van Wagner & Partners B.V. hebben geen wijziging gebracht in de identiteit van de contractuele wederpartij van [eiser]. De bemoeienis van Wagner & Partners B.V. met de uitvoering van de tussen Wagner & Partners Enschede V.O.F. en [eiser] tot stand gekomen overeenkomst van opdracht kan worden verklaard uit de franchiseverhouding.
3.11. Dat de naam "Wagner & Partners B.V." op diverse door [eiser] ontvangen stukken voorkomt, brengt in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet mee dat Wagner & Partners B.V. in de plaats van Wagner & Partners Enschede V.O.F. is getreden als contractuele wederpartij van [eiser]. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser] en Wagner & Partners B.V.
3.12. Voorts zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die de subsidiair door [eiser] bepleite vereenzelviging van Wagner & Partners Enschede V.O.F. en Wagner & Partners B.V. kunnen rechtvaardigen. Daartoe is niet voldoende dat uit het handelsregister blijkt dat de doelstelling van Wagner & Partners B.V. en de doelstelling van Wagner & Partners Adviesgroep Enschede B.V. (een vennoot van Wagner & Partners Adviesgroep Enschede V.O.F.) inhoudelijk hetzelfde zijn, dat dezelfde persoon over die twee rechtspersonen feitelijk de leiding heeft en dat die twee rechtspersonen hetzelfde telefoon- en faxnummer gebruiken, alsmede dat het e-mailadres en de domeinnaam van die beide rechtspersonen identiek zijn.
3.13. Tenslotte zijn evenmin feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die doorbraak van rechtspersoonlijkheid zouden kunnen rechtvaardigen, dan wel die op andere gronden zouden kunnen rechtvaardigen dat Wagner & Partners B.V. naast Wagner & Partners Enschede V.O.F. aansprakelijk zou kunnen worden gehouden voor eventuele tekortkomingen van laatstgenoemde.
3.14. Het door Wagner & Partners B.V. subsidiair gevoerde inhoudelijke verweer doet, anders dan [eiser] meent, geen afbreuk aan het gevoerde formele verweer dat [eiser] niet Wagner & Partners B.V., maar Wagner & Partners Enschede V.O.F. in rechte had dienen te betrekken.
3.15. Derhalve diende [eiser] ter zitting van 6 september 2007 niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank zal die beslissing hierna in het dictum herhalen, waarbij de rechtbank ter vermijding van misverstand opmerkt dat de appeltermijn ten aanzien van die beslissing reeds is aangevangen door het nemen en uitspreken van die beslissing ter zitting van 6 november 2007.
3.16. Niettegenstaande hetgeen omtrent de ontvankelijkheid is overwogen en beslist, is de rechtbank van oordeel dat Wagner & Partners B.V. er mede debet aan is dat [eiser] de verkeerde (rechts)persoon in rechte heeft betrokken. Dat verwarring bij [eiser] is ontstaan, is mede te wijten aan de wijze waarop Wagner & Partners B.V. met [eiser] heeft gecommuniceerd. Zo heeft Wagner & Partners B.V. in de voorlaatste alinea van een op 19 maart 2003 door haar aan [eiser] verzonden brief [eiser] aangeduid als "onze cliënt" (productie 18 bij conclusie van repliek):
"Wij menen er goed aan te doen, u als onze cliënt onze visie te geven op deze ontwikkeling binnen de beleggersgiro van het Vastgoed Mix fonds, ook al zijn wij hierbij slechts cliëntenremisier."
3.17. Dat bij [eiser] in de loop van de tijd verwarring is ontstaan omtrent de identiteit van haar contractuele wederpartij is derhalve mede toe te rekenen aan Wagner & Partners B.V. De rechtbank verbindt daaraan de consequentie dat, hoewel [eiser] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering, de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
4 De beslissing
De rechtbank,
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. van Zelm van Eldik, mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729/10/106