3 De beoordeling
3.1 [eiser] heeft aan zijn vordering jegens Wagner & Partners B.V. in essentie ten grondslag gelegd dat Wagner & Partners B.V. is tekortgeschoten in verplichtingen die voor haar voortvloeiden uit een tussen partijen tot stand overeenkomst van opdracht. De door [eiser] gestelde tekortkomingen van Wagner & Partners B.V. betreffen in het bijzonder (1) het onbevoegd geven van beleggingsadvies, (2) het geven van ondeugdelijk advies en (3) het onvoldoende waarschuwen voor aan het advies verbonden risico's. Voor zover [eiser] zijn vordering grondt op onrechtmatige daad, heeft hij daaraan dezelfde stellingen ten grondslag gelegd.
3.2. Wagner & Partners B.V. heeft als meest verstrekkende verweer gevoerd dat [eiser] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard en dat hij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Ter onderbouwing van dat verweer heeft Wagner & Partners B.V. het volgende gesteld.
3.3. De Wagner & Partners-keten hanteerde een franchiseformule. Franchisenemers mochten onder gebruikmaking van de merknaam en handelsnaam, als ook met toepassing van het bedrijfsproces van Wagner & Partners, onder de vlag Wagner & Partners varen. Het hoofdkantoor van Wagner & Partners (B.V.) fungeerde daarbij als een zogeheten “back office”. Dat betekent dat de administratie en het relatiebeheersysteem, centraal werden bijgehouden.
3.4. [eiser] werd geadviseerd door een franchisenemer, de vennootschap onder firma Wagner & Partners Enschede V.O.F., destijds gevestigd en kantoorhoudende aan de Bisschopstraat 6 te Enschede. [eiser] werd op die locatie geadviseerd door [adviseur X] in dienst van Wagner & Partners Enschede V.O.F. en vervolgens door [directeur Y], directeur.
3.5. Op het kantoor in Enschede was Wagner & Partners Enschede V.O.F. gevestigd, en niet Wagner & Partners B.V., de gedaagde in deze procedure. Dat is kenbaar uit het Handelsregister. Wagner & Partners Enschede V.O.F heeft tevens als handelsnaam gevoerd Wagner & Partners V.O.F. en Wagner & Partners Adviesgroep Enschede V.O.F. Ook dat is kenbaar uit het Handelsregister.
3.6. De vennoten van Wagner & Partners Enschede V.O.F. waren Wodi Beheer B.V. en Wagner & Partners Adviesgroep Enschede B.V., thans genaamd Quality Planning Advice B.V. Gedaagde, Wagner & Partners B.V., is geen vennoot van Wagner & Partners Enschede V.O.F., noch is zij dat op enig moment geweest.
3.7. De contractuele band, waarop [eiser] zijn vordering baseert, bestaat niet tussen [eiser] en Wagner & Partners B.V.
3.8. De rechtbank zal de argumenten die [eiser] heeft aangevoerd ter weerlegging van het niet-ontvankelijkheidsverweer hierna achtereenvolgens behandelen.
3.9. Aan de stelling van [eiser] dat Noordink zich destijds presenteerde als een medewerker van "Wagner & Partners", kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de rechtspersoon Wagner & Partners B.V. de contractuele wederpartij van [eiser] is. Wanneer wordt gewerkt met een franchiseformule is het gebruikelijk dat de merknaam en handelsnaam van die formule worden gebruikt. Daaruit kan niet worden afgeleid welke (rechts)persoon contractspartij is bij een individuele overeenkomst. In dit kader is van belang dat het niet ongebruikelijk is dat in de financiële dienstverlening met een franchiseformule wordt gewerkt, zodat (de raadsvrouwe van) [eiser] daarop bedacht had kunnen zijn.
3.10. Dat [eiser] zowel door Wagner & Partners (Adviesgroep) Enschede V.O.F. ondertekende brieven als door Wagner & Partners B.V. ondertekende brieven heeft ontvangen, brengt, hoewel dat tot verwarring aanleiding kon geven, niet mee dat (ook) Wagner & Partners B.V. partij werd bij de tot stand gekomen overeenkomst van opdracht. [eiser] beroept zich in het bijzonder op brieven van 19 maart 2003, 16 januari 2004 en april 2004. De overeenkomst van opdracht tussen Wagner & Partners Enschede V.O.F. en [eiser] is echter tot stand gekomen in 1999. De in 2003 en 2004 door [eiser] ontvangen brieven van Wagner & Partners B.V. hebben geen wijziging gebracht in de identiteit van de contractuele wederpartij van [eiser]. De bemoeienis van Wagner & Partners B.V. met de uitvoering van de tussen Wagner & Partners Enschede V.O.F. en [eiser] tot stand gekomen overeenkomst van opdracht kan worden verklaard uit de franchiseverhouding.
3.11. Dat de naam "Wagner & Partners B.V." op diverse door [eiser] ontvangen stukken voorkomt, brengt in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet mee dat Wagner & Partners B.V. in de plaats van Wagner & Partners Enschede V.O.F. is getreden als contractuele wederpartij van [eiser]. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser] en Wagner & Partners B.V.
3.12. Voorts zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die de subsidiair door [eiser] bepleite vereenzelviging van Wagner & Partners Enschede V.O.F. en Wagner & Partners B.V. kunnen rechtvaardigen. Daartoe is niet voldoende dat uit het handelsregister blijkt dat de doelstelling van Wagner & Partners B.V. en de doelstelling van Wagner & Partners Adviesgroep Enschede B.V. (een vennoot van Wagner & Partners Adviesgroep Enschede V.O.F.) inhoudelijk hetzelfde zijn, dat dezelfde persoon over die twee rechtspersonen feitelijk de leiding heeft en dat die twee rechtspersonen hetzelfde telefoon- en faxnummer gebruiken, alsmede dat het e-mailadres en de domeinnaam van die beide rechtspersonen identiek zijn.
3.13. Tenslotte zijn evenmin feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die doorbraak van rechtspersoonlijkheid zouden kunnen rechtvaardigen, dan wel die op andere gronden zouden kunnen rechtvaardigen dat Wagner & Partners B.V. naast Wagner & Partners Enschede V.O.F. aansprakelijk zou kunnen worden gehouden voor eventuele tekortkomingen van laatstgenoemde.
3.14. Het door Wagner & Partners B.V. subsidiair gevoerde inhoudelijke verweer doet, anders dan [eiser] meent, geen afbreuk aan het gevoerde formele verweer dat [eiser] niet Wagner & Partners B.V., maar Wagner & Partners Enschede V.O.F. in rechte had dienen te betrekken.
3.15. Derhalve diende [eiser] ter zitting van 6 september 2007 niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank zal die beslissing hierna in het dictum herhalen, waarbij de rechtbank ter vermijding van misverstand opmerkt dat de appeltermijn ten aanzien van die beslissing reeds is aangevangen door het nemen en uitspreken van die beslissing ter zitting van 6 november 2007.
3.16. Niettegenstaande hetgeen omtrent de ontvankelijkheid is overwogen en beslist, is de rechtbank van oordeel dat Wagner & Partners B.V. er mede debet aan is dat [eiser] de verkeerde (rechts)persoon in rechte heeft betrokken. Dat verwarring bij [eiser] is ontstaan, is mede te wijten aan de wijze waarop Wagner & Partners B.V. met [eiser] heeft gecommuniceerd. Zo heeft Wagner & Partners B.V. in de voorlaatste alinea van een op 19 maart 2003 door haar aan [eiser] verzonden brief [eiser] aangeduid als "onze cliënt" (productie 18 bij conclusie van repliek):
"Wij menen er goed aan te doen, u als onze cliënt onze visie te geven op deze ontwikkeling binnen de beleggersgiro van het Vastgoed Mix fonds, ook al zijn wij hierbij slechts cliëntenremisier."
3.17. Dat bij [eiser] in de loop van de tijd verwarring is ontstaan omtrent de identiteit van haar contractuele wederpartij is derhalve mede toe te rekenen aan Wagner & Partners B.V. De rechtbank verbindt daaraan de consequentie dat, hoewel [eiser] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering, de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.