ECLI:NL:RBROT:2007:BC1150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
274736 / HA ZA 06-3463
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Mentink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Heineken Nederland, eiseres, en de gedaagde, die handelde onder de namen Café Vanouds Trianon en Café De Postduif. De vordering van Heineken betrof een geldlening van € 7.143,61, vermeerderd met rente en proceskosten. Gedaagde refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank ter besparing van kosten en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Heineken geheel in het gelijk werd gesteld en dat er geen reden was om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenveroordeling zoals vastgelegd in artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft de vordering tot betaling van nakosten afgewezen, omdat deze pas na het vonnis kunnen worden begroot volgens artikel 237 lid 4 Rv. De rechtbank heeft de proceskosten toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis aan gedaagde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 274736 / HA ZA 06-3463
Uitspraak: 5 december 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HEINEKEN NEDERLAND mede handelende onder de naam HEINEKEN BROUWERIJEN HOLLAND-ZUID,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur (thans) mr. P.H.Ch.M. van Swaaij,
advocaat mr. D.J. Rijnbout te Houten,
- tegen -
[gedaagde], handelende onder de namen CAFÉ VANOUDS TRIANON en CAFÉ DE POSTDUIF,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. R.W.F. Heijmeriks.
Partijen worden hierna aangeduid als "Heineken" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 5 december 2006, met producties;
- incidentele conclusie tot voeging namens [gedaagde], met producties;
- akte tot referte in het incident namens Heineken;
- incidenteel vonnis van deze rechtbank d.d. 23 mei 2007;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 4 juli 2007, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 7 november 2007;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door Heineken bij brief van 11 juli 2007 overgelegde producties.
2 Het geschil
2.1
De vordering luidt - verkort en zakelijk weergegeven - om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
- € 7.143,61, vermeerderd met de contractuele rente ad 1% per (gedeelte van een)
maand over een bedrag van € 6.801,49 vanaf 5 december 2006;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120
lid 1 BW vanaf de dag van betekening van dit vonnis;
- de nakosten van deze procedure.
2.2
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij ter besparing van kosten geen weren naar voren heeft gebracht en zich, gezien het eindvonnis van de rechtbank in de (gelijkluidende) zaak 262294 / HA ZA 06-1555, refereert aan het oordeel van de rechtbank.
3 De beoordeling
3.1
Voornoemd incidenteel vonnis van deze rechtbank d.d. 23 mei 2007, waarbij onderhavige zaak is gevoegd met de zaak met zaak- / rolnummer 262294 / HA ZA 06-1555, is uitgesproken nadat in laatstgenoemde zaak op 27 april 2007 eindvonnis is gewezen, zodat de genoemde zaken niet als gevoegd zijn behandeld.
3.2
[gedaagde] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zodat de vordering van Heineken, die de rechtbank rechtmatig en gegrond voorkomt, in beginsel als onbetwist voor toewijzing vatbaar is.
Ter comparitie heeft [gedaagde] verzocht om geen proceskostenveroordeling ten laste van hem uit te spreken, omdat de onderhavige vordering volgens [gedaagde] het gevolg is van een gebrekkige administratie van Heineken. Heineken had onderhavige vordering volgens [gedaagde] tegelijk met de later gevoegde zaak (262294 / HA ZA 06-1555) dienen in te stellen.
De rechtbank ziet in voornoemde omstandigheden geen reden om af te wijken van het bepaalde in artikel 237 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aangezien Heineken geheel in het gelijk wordt gesteld en niet is gebleken dat de kosten nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt.
3.3
Heineken vordert betaling van nakosten. Toewijzing van deze kosten, die naar hun aard eerst bij de tenuitvoerlegging van het vonnis ontstaan, is prematuur en ongegrond. Heineken kan in voorkomend geval de procedure van artikel 237 lid 4 Rv volgen, waarbij de (eventuele) nakosten na het vonnis worden begroot door de rechter die het vonnis heeft gewezen en die daarvoor een bevelschrift afgeeft. De rechtbank zal deze kosten derhalve thans afwijzen.
3.4
Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:119 lid 1 juncto 6:81 BW zijn de proceskosten pas vanaf het moment van betekening van het vonnis opeisbaar. [gedaagde] is op dat moment nog niet in verzuim. De rechtbank is van oordeel dat een betalingstermijn van veertien dagen redelijk is. De wettelijke rente over de proceskosten zal derhalve worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
4 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te betalen het bedrag van € 7.143,61 (zegge: zevenduizend eenhonderddrieënveertig euro en eenenzestig eurocent), vermeerderd met de overeengekomen rente ad 1 % per maand over dit bedrag over € 6.801,49 vanaf 5 december 2006 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Heineken bepaald op € 296,- aan vast recht, op € 71,32 aan overige verschotten en op € 768,- aan salaris voor de procureur, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW, vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis aan [gedaagde] tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink.
Uitgesproken in het openbaar.
1444/1581