ECLI:NL:RBROT:2007:BC1154

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
165497 / HA ZA 01-2815
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van procureur en gevolgen voor de procedure

In deze zaak, uitgesproken op 5 december 2007 door de Rechtbank Rotterdam, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschappen HET GOUDEN PAND B.V. en THE GOLDEN STEP B.V. als eiseressen en een gedaagde partij die niet langer door een procureur werd vertegenwoordigd. De rechtbank behandelt de onttrekking van de procureur van de gedaagde partij en de gevolgen daarvan voor de procedure. Volgens artikel 8.1 van het Landelijk Rolreglement dient een procureur die zich aan een zaak wil onttrekken, dit tijdig aan de rechter te melden en de opdrachtgever te informeren over de gevolgen van deze onttrekking. In dit geval heeft de procureur van de gedaagde, mr. J.J. Bernard, niet aangegeven of hij de gedaagde heeft geïnformeerd over de consequenties van zijn onttrekking. Dit heeft geleid tot de mogelijkheid dat de rechtbank de vorderingen van de eiseressen zou toewijzen bij gebrek aan voldoende betwisting van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 165497 / HA ZA 01-2815
Uitspraak: 5 december 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET GOUDEN PAND B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THE GOLDEN STEP B.V.,
beide gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
procureur mr. M.I. Agema,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur voorheen mr. J.J. Bernard, thans niet langer ten processe vertegenwoordigd.
Partijen blijven verder aangeduid als "Het Gouden Pand c.s." respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verdere verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 8 maart 2006 en de daaraan ten grondslag liggende
processtukken;
- incidentele conclusie ex artikel 843a Rv zijdens [gedaagde];
- incidentele antwoordconclusie ex artikel 843a Rv zijdens Het Gouden Pand c.s.;
- tussenvonnis in het incident ex artikel 843a Rv van deze rechtbank d.d. 5 juli 2006;
- de brief van mr. Agema d.d. 7 september 2006, met bijlage;
- proces-verbaal van niet gehouden getuigenverhoor d.d. 24 oktober 2006;
- vonnis in het incident ex artikel 843a Rv van deze rechtbank d.d. 8 november 2006.
1.2 Op de rolzitting van 5 juli 2007 is de zaak van rechtswege geschorst in verband met het feit dat de toenmalig procureur van [gedaagde], mr. J.M. Karstens, zijn hoedanigheid van procureur heeft verloren. De rechtbank heeft vervolgens kennis genomen van het exploot als bedoeld in artikel 227 Rv, waarbij Het Gouden Pand c.s. verklaart dat het geding wordt hervat, en [gedaagde] oproept bij procureur te verschijnen ter rolle van 8 augustus 2007. Op de rolzitting van 8 augustus 2007 heeft mr. Bernard voornoemd zich gesteld als procureur voor [gedaagde]. Bij brief van 17 augustus 2007, bij de sector civielrecht van deze rechtbank ingekomen op 19 oktober 2007, heeft mr. Bernard de rechtbank meegedeeld niet in staat te zijn op te treden voor [gedaagde]. Op de rolzitting van 7 november 2007 heeft mr. Bernard zich onttrokken als procureur voor [gedaagde] en heeft Het Gouden Pand c.s. vonnis gevraagd.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij tussenvonnis van 8 maart 2006 is [gedaagde] opgedragen te bewijzen dat de door hem op 26 september 2001 ondertekende borgstellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder bedreiging, dwang of misbruik van omstandigheden.
2.2 Volgens artikel 8.1 van het Landelijk Rolreglement voor de civiele rol bij de rechtbanken doet de procureur van een partij die zich op een roldatum aan een zaak wil onttrekken daarvan bericht aan de rechter en geeft hij in zijn bericht tevens aan dat hij zijn opdrachtgever over de gevolgen van een en ander heeft geïnformeerd. In de onder 1.2 genoemde brief van 17 augustus 2007 heeft de toenmalig procureur van [gedaagde] niet aangegeven of zij [gedaagde] over de gevolgen van de onttrekking als procureur heeft geïnformeerd. Dat is wel belangrijk. Het gevolg van de onttrekking kan immers zijn dat de rechtbank van de juistheid van de stellingen van Het Gouden Pand c.s. moet uitgaan omdat van bewijslevering door [gedaagde] geen sprake kan zijn, bij gebrek aan een procureur. Dat zou met zich mee kunnen brengen dat de vorderingen van Het Gouden Pand c.s. worden toegewezen bij gebrek aan voldoende betwisting. Daarom zal de rechtbank de zaak nogmaals naar de rol verwijzen teneinde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen opnieuw een procureur te doen stellen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de inmiddels onttrokken procureur dit vonnis in handen van [gedaagde] zal stellen.
2.3 Indien zich op de aangegeven rolzitting geen nieuwe procureur voor [gedaagde] stelt, zal de rechtbank, nu er in dat geval van [gedaagde] verder geen proceshandelingen meer zijn te verwachten, vervolgens vonnis wijzen.
2.4 In het geval zich wel een nieuwe procureur stelt, wordt deze verzocht zich tegelijkertijd bij akte uit te laten over de wijze van bewijslevering en, indien [gedaagde] bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen, over de perso(o)n(en) en aantal(len) van voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan de zijde van [gedaagde] in de maanden maart, april en mei 2008 en zal de procureur van Het Gouden Pand c.s. binnen diezelfde termijn opgave moeten doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald.
3 De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 16 januari 2008 om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen opnieuw procureur te doen stellen en voor het nemen van een akte als bedoeld onder 2.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog.
Uitgesproken in het openbaar.
548/1581