1. Aan genoemde processtukken kunnen de volgende feiten worden ontleend:
- [verweerster], geboren op [geboortedatum], is sedert 1 januari 2001 [in de kort geding procedure is deze datum onweersproken gebleven, in deze procedure houden beide partijen 17 april 2001 aan] bij Inholland in dienst, laatstelijk in de functie van administratief medewerkster.
- Het loon van [verweerster] bedraagt thans €?2.253,49 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten.
- Op 11 april 2005 is [verweerster] arbeidsongeschikt geworden. Vanaf mei 2005 zijn pogingen in het werk gesteld om te komen tot re-integratie van [verweerster], waarbij sprake was van een stapsgewijze opbouw van het aantal uren dat zij weer ging werken. Die opbouw is meermalen moeten worden bijgesteld doordat [verweerster] zich weer volledig ziek meldde. Tot volledige werkhervatting is het niet gekomen.
- [verweerster] heeft op 26 januari 2007 het spreekuur van drs. A. Qureshi, bedrijfsarts van Ardyn arbo & advies, bezocht. Aan diens spreekuurrapportage d.d. 26 januari 2007 wordt het volgende ontleend:
“(…) Ik heb uw medewerkster vandaag op het spreekuur gesproken. Uit het gesprek kan ik de conclusie trekken dat ik uw medewerkster niet medisch arbeidsongeschikt acht voor werkhervatting. Ik kan echter géén werkhervattingsadvies geven door de heersende bedorven arbeidsverhoudingen.
Hiervoor zullen beide partijen, u en uw medewerkster, tot een oplossing moeten werken. Om tot deze oplossing te komen, wil ik u op de mogelijkheid van (exit) mediation wijzen. (…)”.
- Tijdens een gesprek tussen partijen op 7 februari 2007 heeft Inholland aan [verweerster] aangeboden in het kader van haar re-integratie werkzaamheden, bestaande in het intikken van gegevens in een CRM systeem in Haarlem of Den Haag, te verrichten.
- In een reactie heeft de gemachtigde van [verweerster] bij schrijven van 8 februari 2007 dit voorstel geduid als slechts een formeel voorstel dat niet kan worden gezien als een serieus voorstel om te komen tot passend werk voor [verweerster].
- Bij brief, eveneens van 8 februari 2007, heeft Inholland aan Wijck het volgende bericht:
“(…) Refererend aan de afspraken gemaakt op woensdag 7 februari jl. in bijzijn van uw raadsman hebben wij helaas moeten constateren dat u vandaag niet bent verschenen op het werk om te hervatten zonder gegronde redenen. Hierdoor maakt u zich schuldig aan plichtsverzuim ondanks de afspraken die zijn gemaakt en de mogelijkheden en faciliteiten die worden geboden voor werkhervatting.
Derhalve sommeren wij u voor een laatste keer in de vorm van een dienstopdracht om maandag 12 februari a.s. uw werkzaamheden te hervatten in Den Haag. (…)
Indien u niet aan deze dienstopdracht gehoor geeft gaat de werkgever over tot stopzetten van de salarisuitbetaling conform het principe geen arbeid geen loon zoals opgenomen in het arbeidsrecht. (…)”.
- Bij brief van 12 februari 2007 bericht Inholland de gemachtigde van [verweerster] onder meer
het volgende:
“(…) In uw schrijven geeft u aan dat ons voorstel tot werkhervatting niet gezien kan worden als een serieus voorstel om te komen tot passend werk voor mevrouw [verweerster]. Voor de goede orde wil ik aangeven dat mevrouw [verweerster] een aanstelling heeft als administratief medewerkster 2. De voorgestelde werkzaamheden passen volledig binnen het functieprofiel van mevrouw [verweerster]. (…) In mijn mail d.d. 7 februari 2007 heb ik aangegeven dat re-integratie kan plaatsvinden op onze locatie Den Haag met een vaste werkplek en duidelijke omschrijving van haar werkzaamheden. Daarbij is ook aangegeven dat er wekelijks een voortgangsgesprek zal plaatsvinden met de heer Van den Bosch. Bij het vaststellen van de werktijden is rekening gehouden met mogelijk extra reistijd en een werkweek van 32 uur. Nu volledig herstel aan de orde is, zou dit uiteindelijk maximaal 5 dagen van 8 uur moeten zijn. (…) Op 12 februari 2007 is het deskundigenoordeel uitgebracht. Zonder verder in te willen gaan op de uiteindelijke conclusie meen ik wel te kunnen stellen dat het in het belang van mevrouw [verweerster] is, indien u haar zou adviseren om de werkzaamheden conform mijn vorstel te hervatten. Indien daarna mediation noodzakelijk mocht zijn om tot een, in de ogen van mevrouw [verweerster], betere arbeidsverhouding te komen, dan zullen wij daaraan onze medewerking verlenen. (…)”.
- Op 12 februari 2007 heeft [verweerster] de werkzaamheden niet hervat, waarna Inholland is overgegaan tot het stopzetten van het betalen van het loon aan [verweerster], hetgeen bij brief van 15 februari 2007 door Inholland is bericht aan de gemachtigde van [verweerster].
- Naar aanleiding van een verzoek van [verweerster] om een deskundigenoordeel omtrent de
re-integratieinspanningen van Inholland heeft een deskundige van het UWV op 7 februari 2007 het volgende geoordeeld:
“Op grond van de resultaten van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat uw werkgever ten behoeve van u niet voldoende en geschikte re-integratie-inspanningen heeft verricht”.
- Het UWV heeft op 20 februari 2007 naar aanleiding van een verzoek van [verweerster] om een deskundigenoordeel omtrent haar ongeschiktheid tot werken op 25 januari 2007 het volgende geoordeeld:
“Op grond van de resultaten van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat U volledig arbeidsgeschikt bent voor het verrichten van het eigen werk als studiebegeleider, maar bij een andere werkgever”.